18129 |
mazelen |
mazelen:
maozele (L414p Houthalen),
mazele (L414p Houthalen),
mazelen (L414p Houthalen)
|
de mazelen (kinderziekte) [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
18235 |
medaillon |
medaille:
ən jo͂ͅ məda͂li (L414p Houthalen)
|
een gouden medaille [ZND 38 (1942)]
III-1-3
|
20925 |
mede |
honingsmede:
honingsmee (L414p Houthalen)
|
mede [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
18855 |
medelijden |
compassie:
kompassie (L414p Houthalen)
|
medelijden [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|
18161 |
medicijn |
medicament:
medicament (L414p Houthalen)
|
Medicijn, geneesmiddel (geneesmiddel, medicijn, medicament, (pillen)) [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21038 |
meel |
meel:
mīǝl (L414p Houthalen)
|
Het gemalen, maar nog niet bewerkte graan. Het woordtype boulté, het voltooid deelwoord van het Waalse ɛboulterɛ, ɛbouleterɛ, ø̄builenø̄, duidt er mogelijkerwijs op dat het graan in de genoemde plaatsen al een bepaalde bewerking heeft ondergaan. Zie ook het lemma ɛgemalen, niet gezuiverd graanɛ in wld II.1, pag. 85.' [Wi 53; JG 1a; JG 1b; l monogr.; N O, 37b; Sche 49; Sche 55; Vds 144; Vds 145; Vds 159; Jan 151; Jan 167; Jan 242; Coe 152; Coe 217; Grof 153; Grof 176; monogr.; Vld; Jan 9; Jan 10; Jan 11; Jan 14; Coe 9; Coe 14; N O, 24a; A 42A, 40; N D, 23; A 42A, 36 add.; N O, 19b]
II-3
|
25646 |
meel dat gebruikt wordt voor peperkoekdeeg |
bloem:
blom (L414p Houthalen)
|
[N 29, 88a; N 29, 88b]
II-1
|
25642 |
meel dat gebruikt wordt voor taai-taaideeg |
bloem:
blom (L414p Houthalen)
|
[N 29, 87a; N 29, 87; N 29, 87b]
II-1
|
25478 |
meelopslagplaats |
bloemzolder:
blomzolǝr (L414p Houthalen)
|
De ruimte of plaats waar het meel opgeslagen wordt. [N 29, 105b; N 29, 105e]
II-1
|
25524 |
meelzeef |
buil:
bø̜jl (L414p Houthalen)
|
Handwerktuig waarmee men de grovere bestanddelen uit het meel kan zeven. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømeelŋ- het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 38b; N 18, 136; JG 1c; JG 2c; l 48, 35II; Lu 2, 35II; Grof 256; monogr.; JG 1b add.]
II-3
|