id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24352 | mier | brag: groote mier brax (Houthalen), mierzeik: mirzēkə (Houthalen) | mier [ZND B2 (1940sq)] III-4-2 |
33555 | mierikswortel | mierikswortel: mìerikswortel (Houthalen) | De vlezige scherpe wortel van de mierik, mierikswortel (mierikswortel, peperwortel, meerradijs, kiek, tiek). [N 82 (1981)] I-7 |
33094 | mijt afdekken | dekken: dękǝ (Houthalen) | De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4 |
28569 | mijtziekte | krabbelziekte: krabbelziekte (Houthalen), mijtziekte: mijtziekte (Houthalen) | Acariose. Ziekte in de luchtwegen, veroorzaakt door de Acarismijt. Deze mijt dringt de luchtwegen van de bij binnen en voedt zich met lichaamssappen. De afscheidingsprodukten van de mijten vergiftigen langzaam de getroffen bij. Door snelle vermenigvuldiging van de mijten verstoppen de luchtbuizen, zodat de bij sterft. Bij sterke aantasting kunnen gehele kolonies bijen aan deze ziekte ten onder gaan. Chemische medicamenten kunnen ter bestrijding toegediend worden. Tot voor kort werd deze ziekte bestreden door het doden van bijenvolken en vervoersverboden door de overheid. [N 63, 71b; N 63, 71a; monogr.] II-6 |
21745 | mikken | mikken: mekkə (Houthalen), mikən (Houthalen), ps. omgespeld volgens Frings! mekə (Houthalen) | lonken (mikken) [RND] || Op iemand mikken (om met een boog of geweer te schieten). [ZND 38 (1942)] || scherp kijken naar en richten op het doel dat men wil raken met een vuurwapen [mikken, mieren, aanleggen] [N 90 (1982)] III-3-1, III-3-2 |
25320 | millimeter, maat, 1000ste deel van een meter | millimeter: millimeter (Houthalen), miləmieͅtər (Houthalen) | het duizendste deel van een meter [millimeter, streep] [N 91 (1982)] III-4-4 |
20406 | minderjarig | minderjarig: znd 31, 23a mīēnderjaorig (Houthalen), nog onder de vauweren staan: znd 31, 23a cf. Schuermans s.v. "fouere, vauere, vauere"een hek dat tot barreel dient in Lb. hij stiet nog onner de fouren (Houthalen) | minderjarig [ZND 31 (1939)] III-2-2 |
20460 | minnaar | bijzit: bijzit (Houthalen) | minnaar; iemand met wie een vrouw leeft zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [minnaar] [N 115 (2003)] III-2-2 |
20459 | minnares | bijzit: bijzit (Houthalen) | een concubine, bijzit, bijwijf [N 96D (1989)] III-2-2 |
23917 | mirakel | wonder: wonner (Houthalen) | Een wonder [wó.nder, wónger, miraakel]. [N 96D (1989)] III-3-3 |