23304 |
mis |
mis:
mus (L414p Houthalen)
|
De Eucharistieviering, de H. Mis [de mis, de mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23523 |
mis met drie heren |
mis bet drie heren:
mes beͅ dreͅi hiərə (L414p Houthalen)
|
Een plechtige H. Mis waarin een celebrant, een dialen en een subdiaken voorgaan [drieherige mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23517 |
mis uit dankbaarheid |
dankmis:
dankmus (L414p Houthalen)
|
Een H. Mis uit dankbaarheid, tot zekere intentie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23548 |
misboek op het altaar |
misboek:
musbok (L414p Houthalen)
|
Het grote misboek, missaal dat op een lezenaar op het altaar staat [misboek, mèsbook, mèsbóch?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23271 |
misdienaar |
misdienaar:
musdiener (L414p Houthalen),
møsdinər (L414p Houthalen),
nə møsdinər (L414p Houthalen)
|
Een koorknaap (misdienaar). [ZND B1 (1940sq)] || Een koorknaap, misdienaar, misdiener [koeërjóng?]. [N 96B (1989)] || Hoe heet de jongen die de mis dient? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|
23539 |
misdienaarstoga |
misdienaarkleren:
musdienerklier (L414p Houthalen)
|
De rode of de zwarte toog van een misdienaar. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23538 |
miskleren |
misdingen:
musdinge (L414p Houthalen)
|
De misgewaden, miskleren [miskleer, mèskleijer, getuug?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20177 |
miskraam |
misval:
misval (L414p Houthalen)
|
Te vroegtijdige bevalling waarbij de vrucht niet levensvatbaar is (opslag, misval, misje, kwade kraam (miskraam). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
18141 |
mismaakt |
mismaakt:
mismaokt (L414p Houthalen),
misvormd:
misvormd (L414p Houthalen),
musvèrmd (L414p Houthalen)
|
het kind is mismaakt [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
23532 |
missaal |
missaal:
missaal (L414p Houthalen)
|
Een kerkboek waarin de misgebeden zijn opgenomen [misboek, mèsbook, mèssebook, missaal?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|