23529 |
naar de mis gaan |
naar de mis gaan:
noa de mus goan (L414p Houthalen)
|
De mis bijwonen, de mis horen [mès huëre, mès bèèje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34407 |
naar de ram brengen |
leiden:
lē.ǝ (L414p Houthalen)
|
Het vrouwelijk schaap laten bevruchten door de bok. [N 77, 33; N 77, 32; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
17848 |
naar huis gaan |
naar huis gaan:
no gən ich noa(i)r hoa(i)s (L414p Houthalen),
noa goean ich noa hos (L414p Houthalen)
|
Wat zegt men in uw dialect? Nu ga ik naar huis. [ZND 48 (1954)]
III-1-2
|
34013 |
naar links |
haar:
hɛ̄r (L414p Houthalen)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|
34014 |
naar rechts |
hot:
hot (L414p Houthalen),
hut:
hyt (L414p Houthalen)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
23948 |
naaste |
naaste:
noaste (L414p Houthalen)
|
Je/uw naaste, evennaaste, evenmens [naoste, nôste, èèvemins]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23725 |
nabidden |
nabeden:
naobieeje (L414p Houthalen)
|
Nabidden, d.w.z. antwoorden bij het bidden, de tweede helft van een gebed bidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
nachtegaal (L414p Houthalen),
naxtəgāl (L414p Houthalen)
|
nachtegaal [ZND 05 (1924)] || nachtegaal (16,5 bekend; kleine bruine vogel met rossige staart; vrij zeldzame zomervogel; verborgen levend; beroemd om de zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17842 |
nachtmerrie |
droom:
dry(3)̄m (L414p Houthalen),
maar:
maar (L414p Houthalen)
|
nachtmerrie [ZND B1 (1940sq)] || Nachtmerrie; hoe vertaalt gij, fr. jai eu le cauchemar? [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
23772 |
nachtmis |
nachtmis:
nachtmös (L414p Houthalen)
|
De mis die snachts wordt gedaan, nachtmis. [N 96C (1989)]
III-3-3
|