e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
niet zindelijk smerig: De informant is in zijn dialect geen woord met -on gevormd in deze betekenis bekend.  smērəx (Houthalen), vuil: De informant is in zijn dialect geen woord met -on gevormd in deze betekenis bekend.  voͅwəl (Houthalen) onzindelijk (bestaat er een woord met on- gevormd ?) [ZND B1 (1940sq)] III-2-2
nieuwjaar nieuwjaar: neuer (Houthalen), neujer (Houthalen), nui-jaär (Houthalen, ... ), nuijaar (Houthalen) 1 januari, de eerste dag van het nieuwe jaar [ni-jjaor]. [N 96C (1989)] || Zalig (of Gelukkig, enz.) Nieuwjaar! [ZND 05 (1924)] III-3-2, III-3-3
nieuwjaar wensen nieuwjaar wensen: neuer winse (Houthalen), nieuwjaren: neuere (Houthalen) Nieuwjaar wensen, Nieuwjaar winnen, afwinnen. [N 96C (1989)] III-3-2
nieuwsgierig kijken loeren: lūrən (Houthalen) kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)] III-1-1
niezen niesten: niesten (Houthalen) niezen [ZND 05 (1924)] III-1-2
nijdnagel hijwortel: hē.wortəl (Houthalen), hēvoͅrtəl (Houthalen), hēwoͅrtəl (Houthalen), héwortels (Houthalen), (heiwortel)  hē.woͅrtəl (Houthalen), nijdnagel: nijdnagel (Houthalen) Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van van een vinger ? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel) [ZND 49 (1958)] || ik heb een nijdnagel (waar de huid langs de vingernagel inscheurt) [ZND 31 (1939)] || ik heb twee nijdnagels (bijwas langs de vingernagel; Fr. envie) [ZND 05 (1924)] || nijdnagel (bijwas aan de vingernagel) [ZND B1 (1940sq)] || stroopnagel (ingescheurd vlees aan de nagelrand) [N 10b (1961)] III-1-2
nijptang knijptang: knęjptaŋ (Houthalen), trektang: tręktaŋ (Houthalen) In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.] II-11
niknak niknak: neknák (Houthalen) Koekjes in de vorm van speelgoedfiguurtjes, voor kinderen (niknak?) [N 16 (1962)] III-2-3
nippel nippel: nepǝl (Houthalen) Metalen mof met aan de buitenzijde schroefdraad. De nippel wordt binnen in buizen gedraaid met als doel deze met elkaar te verbinden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛsok, mofɛ. De woordtypen dobbele nippel (Q 117, Q 118) en dobbelnippel (Q 121c) verwijzen naar een nippel waarbij zowel aan de binnenzijde als aan de buitenzijde schroefdraad is aangebracht.' [N 64, 119; N 64, 117g; monogr.] II-11
nitraat nieter: nitǝr (Houthalen), nieterzout: nitǝrzã.t (Houthalen), nitǝrzāt (Houthalen) Zout van salpeterzuur. Deze stof gebruikt men eveneens ter bedwelming van de bijen. [N 63, 77c; JG 1a+1b; JG 2b-5, 10; monogr.] II-6