28454 |
oude raat |
broedraat:
brytroǝt (L414p Houthalen)
|
Reeds bebroede raat. Doordat celbodem en celhoeken niet schoongemaakt worden, wordt het volume van de gebruikte raat kleiner. In een oude, veel bebroede raat worden kleinere bijen geboren dan in een nieuwe raat. Dit betekent minder honing. De kleur van de aanvankelijk witte en lichtgele raat is door herhaaldelijk broeden van bruin tot zwart geworden. Deze verkleuring wordt vooral in de hand gewerkt door de uitwerpselen der larven. [N 63, 13e]
II-6
|
28526 |
oude stok |
stok:
stǫk (L414p Houthalen)
|
Volk dat achterblijft in de korf of kast, als er gezwermd wordt. [N 63, 38b]
II-6
|
20319 |
oude vrouw |
oude vrouw:
aa vrouw (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
een oude vrouw [ZND 05 (1924)]
III-2-2, III-3-1
|
22317 |
oudejaarsavond |
van oud op nieuw:
van aat op nouw (L414p Houthalen)
|
De avond van 31 december, oudejaarsavond, Sint Silvesteravond [aldejaorsaovond]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
22318 |
oudejaarsdag |
silvester:
silvester (L414p Houthalen)
|
31 december, H. Silvester. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
20229 |
ouders |
oudersen:
aarsen (L414p Houthalen)
|
ouders [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
29896 |
oudhollandse pan |
wijpjespan:
węjpkǝspan (L414p Houthalen)
|
Holle dakpan zonder zijsluitingen. De woorddelen ɛpop-ɛ en ɛwijpje-ɛ in de woordtypes poppan (K 278, L 316a) en wijpjespan (L 414) verwijzen ernaar dat bij dit soort pannen de kieren doorgaans werden gedicht met behulp van bosjes stro, de zgn. ɛpoppenɛ.' [N 32, 44c]
II-8
|
25501 |
oven waarbij men in dezelfde ruimte stookt en bakt |
houtoven:
hǭthōvǝ (L414p Houthalen)
|
De woordtypen "bakhuis", "burenoven", "veldoven", "ovenschap", "leemoven", "boerenoven" duiden op een oven in een bakhuis of op het bakhuis zelf. Moderner van vorm zijn de königswinteroven, ijzeren oven, kookoven, oliestookoven, heteluchtoven. De respondent van L 291 merkt op dat de königswinteroven in gebruik kwam vanaf 1915. [N 29, 1b; monogr.]
II-1
|
25504 |
ovendeur |
deksel van een oven:
dɛksǝl van nǝn ōvǝ (L414p Houthalen)
|
Het deurtje kan van ijzer zijn of van hout. De houten vormen zijn in de regel ouder. De informant van L 289b zegt dat deze sluiting een plank met een natte zak kan zijn die met een lat of paal tegen de opening van de oven wordt gezet. De woordtypen "stop", "stopsel", "ovenstopsel" wijzen heel waarschijnlijk op een bepaalde vorm vaan dichten. Zo vermeldt Weyns (blz. 27) dat in Oost-Vlaanderen de deur hier en daar een houten blok, 15 cm dik, is dat, voor de gevulde oven geplaatst, met leem, modder, soms zelfs met koedrek gemengd met aarde, wordt dichtgesmeerd. [N 29, 2b; N 29, 2a; OB 2, 3b; OB 2, 3a; monogr.]
II-1
|
25514 |
ovenkrabber |
keuterijzer:
kø̄tǝrē̜zǝr (L414p Houthalen),
rochelijzer:
rwǫxǝlē̜zǝr (L414p Houthalen)
|
Werktuig, meestal van ijzer, om het vuur in de oven te verspreiden. Vergelijk het lemma ''werktuig waarmee de oven wordt leeggehaald''. Zie afb. 11. [N 29, 8b; N 29, 6; LB 2, 218; OB 2, 2f; monogr.]
II-1
|