21950 |
paren van de duiven |
paren:
pāren (L414p Houthalen),
pō.rə (L414p Houthalen)
|
Hoe heet verder: paren? [N 93 (1983)] || Paren [van de duiven]. [Goossens 1a (1955)]
III-3-2
|
18406 |
parfum |
eau de cologne (fr.):
eau de cologne (L414p Houthalen),
parfum:
parfum (L414p Houthalen)
|
Parfum. Reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur, reuksel] [N 114 (2002)] || Versiersel. Voorwerpen die tot versiering dienen [sier(sel), smeer, (op)smuk, opmaak, opschik, tooi] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
23283 |
parochie |
parochie:
parochie (L414p Houthalen),
`kerkelijke gemeente`
z. toel. (L414p Houthalen)
|
Een parochie. [N 96D (1989)] || Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
23231 |
pasen |
pasen:
poase (L414p Houthalen),
puosən vølt laət (L414p Houthalen)
|
Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)] || Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21217 |
pasfoto |
pasfoto:
ps. omgespeld volgens Frings!
pasfoto (L414p Houthalen)
|
de foto zoals op paspoorten en dergelijke legitimatiepapieren moet worden aangebracht [tiptopje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
29025 |
pasklaar |
vaardig voor te passen:
vīrǝx vyr tǝ pasǝ (L414p Houthalen)
|
Gezegd van een kledingstuk wanneer het zo ver klaar is dat men het kan komen passen. [N 62, 8; MW]
II-7
|
28944 |
pasmodel |
maatkleed:
mǭtklit (L414p Houthalen)
|
Kledingstuk dat tot model dient voor een ander kledingstuk of naar grondpatroon uitgevoerd model in dunne katoen, bedoeld als hulpmiddel voor het controleren van de pasvorm (Het Beste Naaiboek, pag. 496). [N 62, 5]
II-7
|
21202 |
paspoort |
pas:
ps. omgespeld volgens Frings!
pas (L414p Houthalen),
reispas:
ps. omgespeld volgens Frings!
reͅi̯spas (L414p Houthalen)
|
het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28844 |
passement |
bies:
bis (L414p Houthalen)
|
Sierlint. Boordsel, band of snoer gebruikt tot versiering of omzoming van kledingstukken, meubelzittingen enz. Wat het woordtype galon betreft merken de informanten uit L 265 en L 298a op dat dit sierbandjes zijn met ingeweven figuurtjes of gouddraad erop. [N 62, 58c; N 62, 58b; N 62, 58d; MW]
II-7
|
18183 |
passen |
goed passen:
past goed (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen),
passen:
passe (L414p Houthalen),
passen (L414p Houthalen),
pasǝ (L414p Houthalen),
pasǝn (L414p Houthalen)
|
Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || Hoe zegt U: het kledingstuk zal goed zitten [N 62 (1973)] || Passen. Nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen, mikken] [N 114 (2002)] || Passen. Wie een nieuwe jas bestelt laat zich de maat nemen en moet later naar de kleermaker om het kledingstuk te gaan ... Welk woord gebruikt uw dialect hier? (fr. essayer) [ZND 48 (1954)]
II-7, III-1-3
|