21206 |
prentbriefkaart |
zichtkaart:
ps. omgespeld volgens Frings!
zextka͂rt (L414p Houthalen)
|
een briefkaart waarop aan een zijde een afbeelding is afgedrukt [prentbriefkaart, zichtkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28890 |
priem |
pinnetje:
penkǝ (L414p Houthalen),
priem:
prim (L414p Houthalen)
|
Een puntig werktuig van been dat wordt gebruikt voor het maken van de ronde gaatjes die nodig zijn voor nestelgaatjes of kleermakersknoopsgaten. Ook verwijdert men hiermee rijgsteken. Zie afb. 14. [N 59, 31; monogr.]
II-7
|
23326 |
priester |
priester:
priester (L414p Houthalen)
|
Een priester [preester, prejster, geestelijke]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24040 |
priester gewijd worden |
pastoor gewijd worden:
pestoer gewijd wière (L414p Houthalen)
|
Priester gewijd worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24044 |
priesterfeest |
feest:
fiest (L414p Houthalen)
|
Een priesterfeest. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23414 |
priesterkoor |
koor:
koer (L414p Houthalen)
|
Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24041 |
priesterwijding |
wijding:
wijing (L414p Houthalen)
|
De Priesterwijding. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22862 |
prijzen (mv.) |
prijzen:
`op eerste klinker
pr`ɛis (L414p Houthalen)
|
prijzen (mv.) [RND]
III-3-2
|
33740 |
prikkeldraad |
pikdraad:
pikdraad (L414p Houthalen)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
22356 |
priktol |
dop:
dop (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen),
puntje onder de o
nən dop (L414p Houthalen)
|
Een priktol (werptol). [ZND B1 (1940sq)] || Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|