e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

Gevonden: 4881
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
biechtstoel biechtstoel: bichtstoewl (Houthalen) De biechtstoel, het meestal houten optrekje waarin de priester biechthoort [biech(t)sjtool?]. [N 96A (1989)] III-3-3
biechttijd tijd voor te biechten: teijd vùr te bichte (Houthalen) Biechttijd(en), gelegenheid tot biechten. [N 96D (1989)] III-3-3
biechtvader biechtvader: bichtvoader (Houthalen) De biechtvader [biechvadder]. [N 96D (1989)] III-3-3
bieden bieden: bieën (Houthalen), bijən (Houthalen), bî.jə (Houthalen) bieden [RND], [ZND 21 (1936)], [ZND A2 (1940sq)] III-3-1
bier bier: bier (Houthalen), bīēr (Houthalen), verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) ook ZND 22 vr. 27a  bier (Houthalen) bier [RND], [ZND 06 (1924)], [ZND 27 (1938)] III-2-3
bieslook bieslook: biəsluk (Houthalen) [ZND 34 (1940)] I-7
biestmelk biest: bēs (Houthalen), eerste melk: īǝstǝ mɛlk (Houthalen) De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.] I-11
bietenloof, bladerkroon bietenloof: bitǝluf (Houthalen) De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48] I-5
bietenplantjes uitdunnen uitdunnen: ǫu̯t˱dønǝ (Houthalen) Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2] I-5
bietenveld groenland: grȳnlant (Houthalen) Met bieten of rapen bezaaid stuk land. [L 41, 2; monogr.] I-5