17587 |
ringbaard |
ringbaard:
reŋbārt (L414p Houthalen),
ringboard (L414p Houthalen)
|
ringbaard [N 10b (1961)] || Ringbaard: korte baard die als ring om het gezicht loopt [N 106 (2001)]
III-1-1
|
34371 |
ringtang |
tang:
taŋ (L414p Houthalen)
|
Tang waarmee men het varken een ring in de neus zet. [N 76, 47]
I-12
|
17669 |
ringvinger |
ringvinger:
ringvinger (L414p Houthalen),
rinkvinger (L414p Houthalen)
|
Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, pillepoort). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
18103 |
ringworm |
roos:
roes (L414p Houthalen),
sint-catharinasrad:
Sint Katriensrad (L414p Houthalen),
St katriensrath (L414p Houthalen)
|
Hoe heet de huidziekte in de vorm van een wiel, waartegen Sinte Catharina wordt aangeroepen ? [ZND 48 (1954)] || Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, wiel/rad, ring(el)worm). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
23645 |
rinkelen met de altaarbel |
bellen:
bellen (L414p Houthalen)
|
Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20792 |
rins |
zurig:
zoerig (L414p Houthalen),
zūrəx (L414p Houthalen),
zuurzoet:
zoer-zute smaak (L414p Houthalen)
|
Een rinse smaak (zuurzoet, gelijk sommige suikerbonbons). [ZND 41 (1943)] || lichtelijk zuur smakend (rins, zurig) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
21214 |
riool |
riolering:
ps. omgespeld volgens Frings (de "i"heb ik als een gewone i geïnterpreteerd en niet als een diftong, omdat het niet superscript geschreven staat!).
riolēreŋ (L414p Houthalen),
riool:
nə riōl (L414p Houthalen),
voord:
voort (L414p Houthalen)
|
een riool (onderaardse) [ZND B1 (1940sq)] || het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)] || Riool (onderaardse buis tot afvoer van vuil water, enz.). [ZND 06 (1924)]
III-3-1
|
21200 |
rit |
rit:
ret (L414p Houthalen)
|
de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25039 |
ritselen |
ritselen:
ritselen (L414p Houthalen)
|
een zacht, onregelmatig, schuifelend, ruisend of krakend geluid geven [ritselen, rispelen, snirsen, krimmelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18214 |
ritssluiting |
tirette:
tirɛt (L414p Houthalen),
tirette (fr.):
tiret (L414p Houthalen)
|
Hoe noemt U een ritssluiting? [N 62 (1973)] || Treksluiting, sluitmiddel voor kleppen van kledingstukken, tassen en dergelijke, bestaande uit twee stroken met metalen klauwtjes die door een verschuifbaar plaatje in elkaar gehaakt worden (Van Dale, pag. 2417). [N 62, 63; MW]
II-7, III-1-3
|