33989 |
rugnet |
paardskleed:
[paardskleed] (L414p Houthalen)
|
Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c]
I-10
|
21936 |
ruien |
rijzen:
rijze (L414p Houthalen),
ruizen:
rijzen (L414p Houthalen)
|
Hoe heet het volledig vernieuwen van het vederkleed? [N 93 (1983)] || veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)]
III-3-2, III-4-1
|
17737 |
ruiken |
rieken:
rekən (L414p Houthalen),
riekken (L414p Houthalen),
rikken (L414p Houthalen),
snuffelen:
Dier.
snuffelen (L414p Houthalen)
|
rieken [ZND 25 (1937)] || Rieken: door middel van reukzin gewaarworden (rieken, ruiken) [N 108 (2001)] || Rieken: door middel van reukzin gewaarworden (rieken, ruiken). [N 108 (2001)] || ruiken [N 10b (1961)]
III-1-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
mangelen:
mangelen (L414p Houthalen),
Vgl. Van Dale: III. mangelen, (veroud. en gew.) ruilen, verwisselen.
maŋəln (L414p Houthalen)
|
Mangelen. [ZND A1 (1940sq)] || Willen we eens ruilen? [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
33750 |
ruin |
ruin:
røi̯n (L414p Houthalen)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
24847 |
ruisen van bladeren |
ritselen:
ritselen (L414p Houthalen)
|
Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
koeken:
koken (L414p Houthalen),
kokken aas (L414p Houthalen)
|
Ruiten: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Ruiten: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
30772 |
ruitenzetter |
glazenman:
gloazǝman (L414p Houthalen),
ruitenman:
rōtǝman (L414p Houthalen)
|
Vakman die ruiten op maat maakt en inzet. De 'ruitenkremer' trok vroeger met zijn 'glaskast' ('glāskas') op de rug langs de dorpen in de omtrek van Sittard om gebroken ruiten te vervangen. [N 67, 98d; monogr.]
II-9
|
21937 |
ruitijd |
ruistijd:
rijzteijd (L414p Houthalen)
|
Hoe heet de tijd waarin de duiven verpluimen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17885 |
ruk |
snok:
snok (L414p Houthalen)
|
Ruk: snelle, korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snok, roets) [N 108 (2001)]
III-1-2
|