e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rugnet paardskleed: [paardskleed] (Houthalen) Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c] I-10
ruien rijzen: rijze (Houthalen), ruizen: rijzen (Houthalen) Hoe heet het volledig vernieuwen van het vederkleed? [N 93 (1983)] || veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)] III-3-2, III-4-1
ruiken rieken: rekən (Houthalen), riekken (Houthalen), rikken (Houthalen), snuffelen: Dier.  snuffelen (Houthalen) rieken [ZND 25 (1937)] || Rieken: door middel van reukzin gewaarworden (rieken, ruiken) [N 108 (2001)] || Rieken: door middel van reukzin gewaarworden (rieken, ruiken). [N 108 (2001)] || ruiken [N 10b (1961)] III-1-1
ruilen (als spel) mangelen: mangelen (Houthalen), Vgl. Van Dale: III. mangelen, (veroud. en gew.) ruilen, verwisselen.  maŋəln (Houthalen) Mangelen. [ZND A1 (1940sq)] || Willen we eens ruilen? [ZND 42 (1943)] III-3-2
ruin ruin: røi̯n (Houthalen) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
ruisen van bladeren ritselen: ritselen (Houthalen) Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)] III-4-3
ruiten in het kaartspel koeken: koken (Houthalen), kokken aas (Houthalen) Ruiten: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Ruiten: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)] III-3-2
ruitenzetter glazenman: gloazǝman (Houthalen), ruitenman: rōtǝman (Houthalen) Vakman die ruiten op maat maakt en inzet. De 'ruitenkremer' trok vroeger met zijn 'glaskast' ('glāskas') op de rug langs de dorpen in de omtrek van Sittard om gebroken ruiten te vervangen. [N 67, 98d; monogr.] II-9
ruitijd ruistijd: rijzteijd (Houthalen) Hoe heet de tijd waarin de duiven verpluimen? [N 93 (1983)] III-3-2
ruk snok: snok (Houthalen) Ruk: snelle, korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snok, roets) [N 108 (2001)] III-1-2