e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rukken roffen: ro-fen (Houthalen) niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)] III-1-2
rund rundsbeest: rønsbīst (Houthalen) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzel, horzel bol: bō‧l(ə) (Houthalen) paardshorzel, insect dat zijn eitjes legt onder de huid van de koeien [Goossens 1a (1955)] III-4-2
runderhorzellarve made: maai (Houthalen) worm vdit laatste insect [Goossens 1a (1955)] III-4-2
runderlapjes rundslapjes: rønslɛpkəs (Houthalen) Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)] III-2-3
rundvleessoep rundssoep: rønsoͅp (Houthalen) Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)] III-2-3
rups rups: rōps (Houthalen), roͅps (Houthalen) rups [ZND 06 (1924)] || rups rups [DC 46 (1971)] III-4-2
rustaltaar rustaltaar: röstoltoar (Houthalen) Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)] III-3-3
rusten rusten: røͅstən (Houthalen) rusten [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
rusthuis peetjeshuis: ps. omgespeld volgens Frings!  pēkəshoͅu̯əs (Houthalen) een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)] III-3-1