28553 |
rustperiode in de winter |
winterslaap:
wentǝrsloǝp (L414p Houthalen)
|
Periode van inactiviteit der bijen tijdens de winter. Met uitzondering van de darren overwintert het gehele bijenvolk. Een slaap is het niet te noemen. Er wordt namelijk wel voedsel opgenomen en verteerd, zij het in uiterst kleine hoeveelheden. Er zit ook enige beweging in de tros bijen. Hoe kouder het wordt, hoe dichter de bijen opeendringen. In het midden zit de koningin, omringd door een aantal jonge bijen. [N 63, 54a; N 63, 54b]
II-6
|
18119 |
ruw |
winter, de -:
də ventər krēͅgə (L414p Houthalen)
|
hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
18118 |
ruw worden |
de winter krijgen:
də ventər krēͅgə (L414p Houthalen)
|
hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
is ne roe kadee (L414p Houthalen)
|
dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
28655 |
ruwe honing |
gemengde honing:
gǝmeŋdǝ hōneŋ (L414p Houthalen)
|
Raat, broed, stuifmeel en honing vormen tezamen ruwe honing. Deze wordt wel eens als voer voor de bijen gebruikt. [N 63, 115d]
II-6
|
29731 |
ruwe stenen |
zonbakkers:
zǫnbakǝrs (L414p Houthalen)
|
In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.]
II-8
|
21547 |
ruïneren |
verruneren (<fr.):
vernietigen, klein maken, ich soo him zoe konne verreneweeren
verreneweeren (L414p Houthalen)
|
woord dat van het Frans ruiner komt (renuweren, verreneweren): uitspraak en betekenis [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
21081 |
sabbelen |
sabberen:
zabərən (L414p Houthalen)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
23423 |
sacramentsaltaar |
onze-lieve-vrouwaltaar:
o l vrôaltoar (L414p Houthalen)
|
Het sacramentsaltaar (in grote kerken), een afzonderlijk altaar waarop zich het tabernakel met de H. Hosties bevindt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23812 |
sacramentsdag |
sacramentsdag:
sacrementsdaag (L414p Houthalen)
|
Donderdag na de eerste zondag na Pinksteren, Sacramentsdag [papkêrremes, Vroonlaichnaam]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|