e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schilfer schilfer: schilfer (Houthalen), sxələfər (Houthalen) een dun, afgebroken of loslatend blaadje van een harde of droge stof, bijv. gezegd van kalk of roest [bluster, vel, schilver] [N 91 (1982)] III-4-4
schimmel schimmel: sxømǝl (Houthalen), šemǝl (Houthalen) Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31] I-9
schimmel (plantje) schimmel: schimmel (Houthalen) schimmel [ZND 06 (1924)] III-4-3
schip schip: scheep, schepen (Houthalen), scheep, twie schepen, kleen scheepken (Houthalen), sxe.ip (Houthalen), ə sxēp, twi sxēpən (Houthalen) een schip, twee schepen [ZND 42 (1943)], [ZND A2 (1940sq)] || Een schip, twee schepen, een klein scheepje. [ZND 06 (1924)] || schip [RND] III-3-1
schipper schipper: sxipər (Houthalen) schipper [RND] III-3-1
schitbossen strontvlokken: strǫnt˲vlø̄k (Houthalen) Bossen van welig opschietend gras in de weide, op plaatsen waar koedrek heeft gelegen. De koeien laten deze bossen vaak staan; ze worden dan later in het seizoen afgemaaid. Overal is het meervoud opgenomen; behalve waar uitdrukkelijk anderszins aangegeven. [N 14, 85; N 14, 123 add.; monogr.] I-3
schoen: algemeen schoen: schoen (Houthalen) een schoen [ZND 06 (1924)] III-1-3
schoenen poetsen blinken: bleŋkə (Houthalen, ... ) Schoenen poetsen (kuisen, poetsen, blinken, wieksen) [N 79 (1979)] III-1-3, III-2-1
schoenlepel aantrekker: Ook aentrekker.  āāntrekker (Houthalen) Schoenlepel, laarzenknecht. Hulpmiddel, uitgehold naar de vorm van de hiel, waarlangs deze gemakkelijk in de schoen glijdt, schoenhoorn [N 114 (2002)] III-1-3
schoensmeer blink: bleŋk (Houthalen, ... ), bleͅŋk (Houthalen, ... ) schoensmeer [ZND B1 (1940sq)] || Smeersel om het leer van schoenen op kleur en soepel te houden (blink, wieks, creme, schoenpoets) [N 79 (1979)] III-1-3, III-2-1