17694 |
speeksel uitspuwen |
spuwen:
spowən (L414p Houthalen),
tuffen:
tøfə (L414p Houthalen),
tøfən (L414p Houthalen)
|
(speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen (speeksel uit de mond verwijderen) [ZND B1 (1940sq)] || spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
28487 |
speeldop |
speeldopje:
spēldø̜pkǝ (L414p Houthalen)
|
De aanzet van een koninginnedop of -cel waar echter geen eitje in komt. Wat de functie van de speeldop is, is niet duidelijk. De speeldop is als het ware de grondvorm van de eigenlijke moercel zonder ooit daartoe te worden uitgebouwd. Ze wordt hier en daar aan de buitenzijde der raten aangezet in de vorm van een eikelnapje. [N 63, 26a; N 63, 25b]
II-6
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
ka͂ərt (L414p Houthalen)
|
Een kaart. [ZND A1 (1940sq)]
III-3-2
|
21480 |
speelplaats |
speelplek:
ps. omgespeld volgens Frings!
spēlplak (L414p Houthalen)
|
de plaats voor of bij de school waar de leerlingen voor of na de schooltijd en tijdens de pauzes verblijven [cour, speelplaats] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20287 |
speen |
tutter:
tutter (L414p Houthalen)
|
speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
døm (L414p Houthalen),
dēm (L414p Houthalen)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
spɛk (L414p Houthalen)
|
het vaste vet tussen vlees en huid van de varkens [Goossens 1a (1955)]
III-2-3
|
20702 |
spekpannenkoek |
spekkoek:
spɛkkok (L414p Houthalen)
|
Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18390 |
speld |
kopspelde:
kopspɛl (L414p Houthalen),
speld:
speͅl (L414p Houthalen),
spelde:
spɛl (L414p Houthalen)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] || speld [ZND B1 (1940sq)]
II-7, III-1-3
|
28970 |
spelden |
vastspelden:
vastspɛlǝn (L414p Houthalen)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|