26871 |
stamper |
dammer:
damǝr (L414p Houthalen)
|
Blok, voorzien van één of twee handvatten, dat wordt gebruikt om zand- en kalkkluiten fijn te maken, beton aan te stampen en aarde vast te drukken. Een stamper kan van hout of ijzer vervaardigd zijn. Zie ook afb. 7. [N 30, 20; monogr.]
II-9
|
28658 |
stamphoning |
stamphoning:
stamphōneŋ (L414p Houthalen)
|
Honing die verkregen wordt door de raten in een ton of kuip te stampen. Raten met wat honing en veel stuifmeel worden in een ton gestampt en bewaard. Het geheel dient als voer in het voorjaar. Het is zeer eiwitrijk voer dat een snelle voorjaarsontwikkeling bevordert. Reststukken van raten worden met een bepaald soort stamper, bijvoorbeeld een moesstamper (L 416), bewerkt. Zie ook het lemma Wintervoedsel. [N 63, 116d; N 63, 115d; N 63, 116e]
II-6
|
20677 |
stamppot |
potage:
(soort stamppot).
pəta͂zi (L414p Houthalen),
stomp:
stomp (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
puree [stamp, stoemp] [N 38 (1971)] || Stamppot, heel in het algemeen [N 16 (1962)] || Wat verstaat u onder: potaage, petazzie (soep, gekookte groente of stamppot?) a.u.b. ook de uitspraak aangeven [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22730 |
standbeeld |
standbeeld:
stambɛlt (L414p Houthalen)
|
standbeeld [RND]
III-3-2
|
33847 |
stapvoets gaan |
stappen:
stapǝ (L414p Houthalen)
|
De langzaamste gang van het paard (stap, draf, galop) waarbij de vier voeten in de volgende volgorde opgeheven en weer neergezet worden: links achter, links voor, rechts achter, rechts voor, links voor, rechts achter, rechts voor en links achter. Zijn de vier hoefslagen niet duidelijk hoor- en zichtbaar, dan noemt men de stap onregelmatig. Zie afbeelding 8. [N 8, 81a]
I-9
|
21166 |
station |
statie (<lat.):
ps. omgespeld volgens Frings!
sta͂si (L414p Houthalen)
|
de plaats van aankomst en vertrek van treinen [station, statie, halte] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21260 |
steeg, steegje |
pad, paadje:
ə pejkə (L414p Houthalen),
steeg, steegje:
steeg (L414p Houthalen),
ps. omgespeld volgens Frings!
stēx (L414p Houthalen)
|
een smalle, armoedige straat [slop, straatje, steeg, gats] [N 90 (1982)] || een wegeltje tussen twee huizen of hagen [ZND B2 (1940sq)] || Steeg (smal straatje). [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|
17821 |
steek |
steek:
steek (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen,
L414p Houthalen),
stksteek (L414p Houthalen)
|
een steek (van een mes) [ZND 31 (1939)] || een steek met een mes [ZND 07 (1924)]
III-1-2
|
28581 |
steeklustige bijen |
kwade bijen:
kǫ bęjǝ (L414p Houthalen)
|
Volk dat graag steekt. Er kan verschil zijn tussen bijenvolken en soorten bijen wat steken betreft. Maar doorgaans zijn het toch omstandigheden zoals onweer, grote hitte, regen en geur die de bijen vooral tot steken verleiden. [N 63, 73c; Ge 37, 125]
II-6
|
26953 |
steekschop |
schoep:
sxōp (L414p Houthalen)
|
De schop waarmee men het graafwerk verricht. Woordtypen als 'steekschup', 'graafschup' en 'spade' verwijzen waarschijnlijk naar een schop met een vlak, aangescherpt blad, dat min of meer in het verlengde van de steel is geplaatst, terwijl termen als 'platte schup', 'bats', 'pan' en 'schuitje' eerder op een schop met een wat groter blad duiden. [N 30, 26b; monogr.]
II-9
|