e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

Gevonden: 4881
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blazen blazen: bloazen (Houthalen), blūəzən (Houthalen) blazen [N 10b (1961)] || Hoe noemt u het geluid dat katten voortbrengen als zij kwaad zijn (blazen, spuwen) [N 83 (1981)] III-1-1, III-2-1
bleek bleek: hië es zoe bliek (Houthalen) hij is zo bleek [ZND 21 (1936)] III-1-2
blijven hangen, blijven plakken plakken: plakə (Houthalen) ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
blijven wachten blijven: blēͅvə (Houthalen), blijve (Houthalen), wachten: woͅxtə (Houthalen) blijven [ZND 25 (1937)] || ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)] III-4-4
blijvend gebit paardstanden: pīǝrstā.n (Houthalen) Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b] I-9
bliksemafleider bliksemafleider: bleksəmāfleͅjər (Houthalen) Inrichting om de bliksem af te leiden en onschadelijk te maken; gewoonlijk een van het dak tot in de grond lopende metalen staaf (bliksemafleider, donderroede, donderkruit, donderspil) [N 79 (1979)] III-2-1
bliksemen bliksemen: het bliksemt (Houthalen, ... ) bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)] III-4-4
blind blind: blent (Houthalen) blind [ZND A1 (1940sq)] III-1-1
blinken, glimmen, glanzen blinken: bleŋkə (Houthalen), bleŋkən (Houthalen), blinken (Houthalen) blinken [ZND A1 (1940sq)] || een glans van zich geven [glimmen, glanzen, blinken] [N 91 (1982)] III-4-4
bloed bloed: blyt (Houthalen, ... ) bloed [N 10 (1961)], [ZND A2 (1940sq)] III-1-1