18057 |
bloeden |
bloeden:
bloijən (L414p Houthalen),
bloͅjə (L414p Houthalen)
|
bloeden [ZND A2 (1940sq)], [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
22057 |
bloedluis |
bloedluis:
blüdloas (L414p Houthalen)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: rode vogelmijt of bloedluis: 1 mm - zuigt s nachts bloed - bij warm weer een echte plaag. [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17684 |
bloedwei |
wei:
wee (L414p Houthalen),
(wee)
wē. (L414p Houthalen)
|
bloed: waterachtig vocht van het bloed [N 10b (1961)] || Waterachtig vocht van het bloed (water, wee/wei) [N 106 (2001)]
III-1-1
|
20693 |
bloedworst |
bloedworst:
bloedworst (L414p Houthalen),
blutwoͅrst (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
bloedworst [Goossens 1a (1955)], [ZND 21 (1936)] || Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiger:
bloedzuiger (L414p Houthalen),
echel:
echel (L414p Houthalen)
|
bloedzuiger [ZND 33 (1940)]
III-4-2
|
24470 |
bloei |
bloei:
blui̯ (L414p Houthalen),
bloem:
blōm (L414p Houthalen)
|
Opgaven voor de uitdrukking "in (de) bloei staan"; het zelfstandig naamwoord. [L 32, 76; monogr.]
I-4
|
24523 |
bloeien |
bloeien:
blui̯ǝ (L414p Houthalen),
blȳǝ (L414p Houthalen),
blø̄ǝ (L414p Houthalen),
in bloei staan:
(-) stiet in bloei (L414p Houthalen),
in de bloem staan:
(-) stiet inne blôm (L414p Houthalen)
|
De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] || in bloei staan [ZND 32 (1939)]
I-4, III-4-3
|
20718 |
bloem |
bloem:
blom (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen,
L414p Houthalen)
|
Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.] || Bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. In verband met het onderscheid tussen ''meel'' en ''bloem'' (zie de toelichting bij het lemma ''gemalen en gezuiverd graan'') zijn de opgaven die op het begrip "meel" duiden zoals roggemeel, tarwe, tarwemeel uit dit lemma overgebracht naar het lemma ''gemalen en gezuiverd graan''. Ten aanzien van het woordtype "patent" zij opgemerkt dat de patentbloem komt uit het hart van de meelkern wiens kleur mooi wit is (Schoep blz. 12). De graad van fijnheid wordt aangegeven door "0" (zero). Hoe meer zero''s, hoe fijner de bloem. [N 29, 15c; N 29, 14b; N 29, 14a; N 16, 80; N 29, 16] || Bloem van het meel (bloem, dons, blom, blons?) [N 16 (1962)]
II-1, II-3, III-2-3
|
24471 |
bloem (alg.) |
bloem:
blumə (L414p Houthalen)
|
bloemen [RND]
III-4-3
|
25543 |
bloem mengen |
ondereenzetten:
onǝrīǝzɛtǝ (L414p Houthalen)
|
De verschillende soorten bloem die de bakker koopt, gaat hij mengen met het doel een zo goed mogelijk product te verkrijgen. Hij meleert de verschillende soorten bloem in bepaalde verhoudingen. Dit kan het beste gebeuren in de z.g.n. meleermachine. Men kan niet zo maar de verschillende bloemsoorten bij elkaar storten. Moet men met de hand mengen, dan is vereist de verschillende soorten eerst door elkaar te mengen. Stort men de bloem in de deegmachine , dan moet men deze enkele minuten laten draaien, waardoor men de soorten voldoende mengt (Schoep blz. 38)
II-1
|