33615 |
tuinman, boomkweker |
boomkweker:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
bumkwikər (L414p Houthalen)
|
[RND 08]
I-7
|
30188 |
tuinmuur |
lemen muur:
līmǝ mūr (L414p Houthalen)
|
Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d]
II-9
|
28810 |
tule |
tule:
tyl (L414p Houthalen)
|
Doorzichtig garenweefsel met fijne mazen, met of zonder patroon. [N 62, 82; N 62, 81b; N 59, 201; Gi 1.IV, 57; MW; monogr.]
II-7
|
28517 |
tuten |
toeten:
tuǝtǝ (L414p Houthalen),
tūwtǝn (L414p Houthalen)
|
Het geluid dat de koningin maakt die haar cel reeds verlaten heeft. Op het doffe kwaken van de ongeboren koninginnen antwoordt de pas uitgelopen koningin met een hoog tutend geluid. Dit is het teken dat zij er is. Zij zal proberen zo spoedig mogelijk de nog in de cellen opgesloten koninginnelarven te doden. Dit wordt echter verhinderd door de werkbijen. Het tuten is voor de imker een zeker teken dat er de volgende dag of op zijn laatst nog een dag later een nazwerm zal afkomen. [N 63, 33a; N 63, 32a; N 63, 33b; Ge 37, 42]
II-6
|
28812 |
tweed |
tweed:
tweed (L414p Houthalen)
|
Wollen of katoen lakenachtig weefsel van kaardgaren in verstelde rib- of keperbinding, met name voor jassen en mantels (Van Dale, pag. 3012). [N 62, 98; N 59, 201]
II-7
|
21989 |
tweede |
tweede:
ps. invuller noteert alleen "2e, 3e, 4e"(zonder het woord "inzet"erachter)!
2e, 3e, 4e (inzet) (L414p Houthalen)
|
een duif op de tweede, derde, vierde... plaats op die lijst zetten? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22039 |
tweede ei |
tweede ei:
twiede ee (L414p Houthalen)
|
Hoe heet verder: het tweede ei? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32958 |
tweede klaveroogst |
tweede snede:
twīdǝ snē (L414p Houthalen)
|
In verband met de benamingen voor nagras is de informanten ook gevraagd of ze een specifiek woord kenden voor de tweede klaveroogst; hier zijn alleen de opgaven opgenomen die afweken van die voor ''nagras''. [N 14, 128c]
I-3
|
33263 |
tweede klaversnede |
achtermaad:
axtǝrmǭt (L414p Houthalen)
|
Zoals het nagras meestal van betere kwaliteit is dan de eerste snede, zo is ook de tweede snede klaver een gezochte soort groenvoer. Vergelijk aflevering I.3, paragraaf 6: Nagras. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [JG 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
23251 |
tweede luiden voor de mis |
tinken:
tenke (L414p Houthalen),
teͅnkə (L414p Houthalen),
kleine klok
het tenkt (L414p Houthalen)
|
Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] || Kleppen (de 2 maal luiden voor de H. mis). [ZND B2 (1940sq)] || Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)]
III-3-3
|