21917 |
tweejarige duif |
tweejaarse:
twie of drij joarse (L414p Houthalen)
|
een duif van 2 of 3 jaar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20427 |
tweeling |
tweeling:
tvēleŋ (L414p Houthalen)
|
tweeling [ZND B1 (1940sq)]
III-2-2
|
30096 |
tweesteense muur |
(een) twee stenen:
twī stīn (L414p Houthalen)
|
Muur waarvan de dikte gelijk is aan de lengte van twee metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 37d; monogr.]
II-9
|
33998 |
twijg |
wis:
wes (L414p Houthalen)
|
Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
33597 |
ui, ajuin |
jaan:
joan (L414p Houthalen),
jōͅ.n (L414p Houthalen),
"Lillo" in de nabijheid van Houthalen
jaon (L414p Houthalen),
joun:
juon (L414p Houthalen),
juoͅən (L414p Houthalen),
juin:
juin (L414p Houthalen)
|
ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2a (1963)], [Goossens 2b (1963)] || een ajuin [ZND B2 (1940sq)]
I-7
|
33788 |
uier |
uier:
ø̄ǝr (L414p Houthalen),
ø̜̄.r (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b]
I-11, I-12
|
24260 |
uil |
uil:
nən øjl (L414p Houthalen)
|
uil [ZND A2 (1940sq)]
III-4-1
|
22874 |
uit (voetbal) |
buiten:
boutə (L414p Houthalen)
|
(De bal is) uit. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
19652 |
uit de as gezeefde kolen |
houtskool:
houtskool (L414p Houthalen),
kooltjes:
keulkens (L414p Houthalen)
|
Hoe heet het overblijfsel van verbrande kolen dat nog eens kan branden ? [ZND 42 (1943)]
III-2-1
|
28621 |
uit de rij zetten |
laten afvliegen:
lǫtǝ āf˲vlēgǝ (L414p Houthalen),
vooruitzetten:
vørǭt˲zętǝ (L414p Houthalen)
|
De korven een meter voor de stal zetten. Door de korven uit de rij te zetten kan men het zwermen van zwermachtige volken ook verhinderen. De meeste vliegbijen komen bij de zwakkere buren terecht. Hierdoor moeten de zwermzuchtige bijen eerst nieuwe vliegbijen zien te krijgen om weer te kunnen zwermen. Vergelijk het lemma Koud Zetten. [N 63, 96a; monogr.]
II-6
|