17924 |
verfrommelen |
verfrommelen:
verfromelen (L414p Houthalen),
vərfromələ (L414p Houthalen)
|
(papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
30666 |
verfspuit |
pistool:
pǝstōl (L414p Houthalen)
|
Toestel waarmee verf als nevel op het te verven oppervlak wordt gespoten. Zie ook afb. 94. Het woordtype 'mondspritsje' werd in Q 121 gebruikt voor een mondspuitje, een glazen potje vanwaaruit de verf met de mond op het te schilderen voorwerp gespoten werd. Het werktuig werd gebruikt om op wanden met behulp van een sjabloon een motief aan te brengen. [N 67, 51; monogr.; div.]
II-9
|
30470 |
verfstof |
blauwsel:
blǫwtsǝl (L414p Houthalen)
|
De verfstof waarmee de smetlijn is besmeerd. 'Dodekop' is een rode kleurstof. Vgl. het lemma 'Droge verfstoffen'. [N 64, 159b]
II-9
|
24614 |
vergeet-mij-nietje |
hemelbloemetje:
hiemelblumke (L414p Houthalen)
|
vergeet-mij-nietje [ZND 40 (1942)]
III-4-3
|
18054 |
vergiftigen |
vergeven:
vergiëven (L414p Houthalen)
|
Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21726 |
verhoren |
verhoren:
ps. omgespeld volgens Frings!
vərhy(3)̄rə (L414p Houthalen)
|
iemand ondervragen in een zaak voor de rechter [verhoren, overhoren, onderhoren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19370 |
verhuizen |
verhuizen:
vərhøͅi̯zə (L414p Houthalen)
|
Van woning veranderen (verhuizen, overhuizen, overtrekken) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18002 |
verkleumd |
bevroren:
bevroren (L414p Houthalen),
versteven:
vərstēvən (L414p Houthalen)
|
hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)] || verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
28948 |
verknippen, versnijden |
missnijden:
møssnęjǝ (L414p Houthalen)
|
Door verkeerd knippen het te maken kledingstuk bederven. [N 62, 24; MW]
II-7
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
vǝrkāt (L414p Houthalen)
|
Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.]
I-9
|