18080 |
verkoudheid |
kou:
giēͅə zølt nə kā oͅpduən (L414p Houthalen),
giēͅə zølt nə kā pakə (L414p Houthalen),
ich hem n kaa gepakt op mijn borst (L414p Houthalen),
verkoudheid:
ech həp ən vərkāthət opjəduōͅwn (L414p Houthalen)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
31676 |
verloopsok |
reductie:
rǝdøksi (L414p Houthalen)
|
Sok die dient om pijpen van ongelijke diameter met elkaar te verbinden. Zie ook afb. 266. [N 64, 118c]
II-11
|
30605 |
vernis |
vernis:
fǝrnes (L414p Houthalen)
|
Bij kamertemperatuur vloeibare massa, die in dunne lagen over voorwerpen wordt gestreken en daarop een doorschijnende, tegen de invloed van lucht en water beschermende bedekking vormt. Vernis bestaat uit een oplossing van harsen in lijn- of terpentijnolie of andere oplosmiddelen. [N 67, 21a; monogr.]
II-9
|
30706 |
vernissen |
vernissen:
vǝrnesǝ (L414p Houthalen)
|
Met vernis bestrijken. Een dunne laag uitgestreken vernis droogt op tot een glanzende, doorschijnende laag. Vernis kan zowel gebruikt worden als bescherming voor onderliggende verflagen als ter verfraaiing. [N 67, 66b; monogr.]
II-9
|
24997 |
verpulveren |
verpulveren:
verpulveren (L414p Houthalen),
vərpəlvərə (L414p Houthalen)
|
tot poeder maken of worden [miezelen, verpulveren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25533 |
vers |
malse:
malsǝ (L414p Houthalen)
|
Men noemt de bloem "vers" wanneer ze nog niet oud genoeg is. [N 29, 16]
II-1
|
20644 |
verschalen |
zuur worden:
zoer weurde (L414p Houthalen)
|
verschalen [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
25090 |
verschieten |
afschieten:
āāfschiëte (L414p Houthalen),
āfsxītə (L414p Houthalen)
|
anders worden van kleur door het (zon)licht, gezegd van bijv. kledingstukken [verschieten, afgaan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23916 |
verschijning |
verschijning:
verschijning krijge (L414p Houthalen)
|
Een verschijning hebben/krijgen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22434 |
versieren (met bloemen) |
sieren:
siere (L414p Houthalen)
|
Het versieren van de straten op de dag(en) vóór de processie [tsere]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|