18290 |
wit halsboordje |
col (fr.):
iene col (L414p Houthalen)
|
wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
ster:
stɛ.r (L414p Houthalen)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
19435 |
wit zand, stooizand |
witte zand:
wetə za͂nt (L414p Houthalen)
|
De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23669 |
witte donderdag |
witte donderdag:
witte donnerdāāg (L414p Houthalen)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24864 |
witte dovenetel |
witte netel:
wetǝ nitǝl (L414p Houthalen),
witte nie(e)tel (L414p Houthalen)
|
dovenetel [ZND 01 (1922)] || Lamium album L. De dovenetelsoort (zie het lemma Dovenetel, Algemeen) met roomwitte bloemen. Deze soort komt zeer algemeen voor op wegbermen, in weilanden en op stortplaatsen en wordt 30 tot 60 cm hoog. De plant bloeit van april tot de herfst. Als de opgave identiek is aan die van het lemma Dovenetel, Algemeen, dan is deze hier niet nog eens opgenomen. Dit lemma kan alleen gelezen worden als aanvulling op het lemma Dovenetel, Algemeen. [A 13, 12a; monogr.]
I-5, III-4-3
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
fluitkaas:
flø̄tki̯ɛs (L414p Houthalen)
|
Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33258 |
witte klaver, steenklaver |
steenklaver:
stin[klaver] (L414p Houthalen)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20654 |
witte kool |
witte kabuiskool:
vetə kabōͅəsky(3)̄l (L414p Houthalen),
witte kool:
wetə kyl (L414p Houthalen)
|
[Goossens 1b (1960)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
akkermannetje:
akkermenneke (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen),
akərmɛnəkə (L414p Houthalen),
kwikstaart:
kwiksterten (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen),
kwikstaartje:
kwekstɛrtəkə (L414p Houthalen)
|
kwikstaart [N P (1966)], [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24574 |
witte waterlelie |
elfurenbloem:
-
elfurenbloem (L414p Houthalen)
|
witte waterlelie [DC 49a (1974)]
III-4-3
|