23918 |
wonderen doen |
wonderen doen:
wonnere doan (L414p Houthalen)
|
Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19835 |
wonen |
hagen:
hāāgen (L414p Houthalen),
wonen:
wōnən (L414p Houthalen)
|
een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || wonen [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1, III-4-1
|
21267 |
woord |
woord:
wô:rt (L414p Houthalen)
|
woord [RND]
III-3-1
|
21014 |
wormstekig |
gemaaid:
gemaait (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen),
wormstekig:
wurmstékig (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
20853 |
worst |
worst:
woͅrst (L414p Houthalen)
|
worst [ZND A1 (1940sq)]
III-2-3
|
20709 |
worstenbroodje |
worstenbroodje:
woͅrstəbrykə (L414p Houthalen)
|
Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫrtǝl (L414p Houthalen)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
wortel (L414p Houthalen)
|
Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33563 |
worteltje |
hofpoten:
hō.fputə (L414p Houthalen)
|
Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17679 |
wreef |
vrei:
vreͅi (L414p Houthalen),
wreef:
vrijf (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen)
|
de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)] || voet: voorste deel van de voet [vurvoet] [N 10 (1961)]
III-1-1
|