20828 |
zoethout |
klissaphout:
kleͅsapho͂ͅt (L414p Houthalen)
|
zoethout [ZND B1 (1940sq)]
III-2-3
|
25648 |
zoetstof voor peperkoek |
suiker:
sokǝr (L414p Houthalen)
|
De diverse zoetstoffen die in het peperkoekdeeg verwerkt worden. Inhoudelijk zijn het verschillende zaken. Vergelijk het lemma ''zoetstof voor taai-taai''. [N 29, 88b]
II-1
|
20283 |
zogen, voeden (overg.) |
borstvoeding geven:
borstvoeding geven (L414p Houthalen),
de mem geven:
beetje vulgair
de mem geven (L414p Houthalen)
|
borstvoeding geven: Een kind aan de borst voeden (minnen, de mem geven, houden). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
19719 |
zolder |
zoller:
zoͅlər (L414p Houthalen)
|
zolder [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1
|
33426 |
zolder boven de dorsvloer |
schelf(t):
[schelf(t)] (L414p Houthalen
[(*)]
),
sinkel:
se.ŋkǝl (L414p Houthalen)
|
De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32]
I-6
|
26149 |
zomen |
zomen:
zūmǝ (L414p Houthalen)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
31612 |
zomerbeslag |
ijzer zonder schroeven:
ē̜.zǝr sǫnǝr sxrūvǝ (L414p Houthalen)
|
De vier hoefijzers van een paard die met behulp van hoefnagels aan de hoef worden bevestigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛwinterbeslagɛ.' [JG 1a]
II-11
|
28643 |
zomerhoning |
zomerhoning:
zōmǝrhōneŋ (L414p Houthalen)
|
Soort honing die uit de nectar van zomerbloesem is bereid. [N 63, 112a; Ge 37, 130; monogr.]
II-6
|
34429 |
zomerverblijf |
schaapskooi:
schaapskooi (L414p Houthalen)
|
[N 78, 25; monogr.]
I-12
|
23933 |
zondag |
zondag:
zondaag (L414p Houthalen)
|
De zondag, dag des Heren. [N 96D (1989)]
III-3-3
|