id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
29950 | breekhamer | kaphamel: kaphāmǝl (Houthalen) | Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de breekhamer heeft doorgaans een dik vierkant uiteinde en een verticale, spits toelopende staart waarmee gekapt wordt. Zie ook afb. 11. [N 30, 18a] II-9 |
18786 | breien | strikken: kousen strikken (Houthalen), strekə (Houthalen) | breien (kousen breiden) [ZND B1 (1940sq)] || Kousen breien. [ZND 22 (1936)] III-1-3 |
18787 | breinaald | strikijzer: streͅkēͅzər (Houthalen), strikijzers (Houthalen) | breinaald [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)] III-1-3 |
17803 | breken | breken: briəkən (Houthalen) | breken [ZND A1 (1940sq)] III-1-2 |
24475 | brem | brem: - bre:m (Houthalen), breem (Houthalen) | brem [DC 47 (1972)] || brem: lage heester met gele zijstandige bloemen, die in de heide of ok langs spoorbanen groeit; fr. genêt; lat. genista [ZND 32 (1939)] III-4-3 |
17804 | brengen | brengen: brenŋən (Houthalen) | brengen [ZND A1 (1940sq)] III-1-2 |
18392 | bretel | bretel (<fr.): bretels (Houthalen), brətels (Houthalen), brəteͅlə (Houthalen) | bretellen (om de broek op te houden) [ZND B1 (1940sq)] || draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)] III-1-3 |
18099 | breuk | breuk: br"k (Houthalen), breuk (Houthalen) | een breuk [ZND A2 (1940sq)] || hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)] III-1-2 |
21250 | brief | brief: brî:v (Houthalen) | brief [RND] III-3-1 |
21205 | briefkaart | postkaart: ps. omgespeld volgens Frings! poͅska͂rt (Houthalen) | de kaart waarop men tegen lager tarief dan voor brieven correspondentie kan voeren [briefkaart, brievenkaart, postkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)] III-3-1 |