33840 |
briesen |
briesen:
brisǝn (L414p Houthalen),
pruisen:
prǭ.sǝ (L414p Houthalen)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|
19419 |
briket |
briket:
brekeͅt (L414p Houthalen)
|
(Langwerpig) stuk brandstof, geperst uit steenkool- of bruinkoolgruis, fijngemaakte turf of houtskool met water en leem vermengd (briket, kluit, slof) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
28470 |
broed |
broed:
bryt (L414p Houthalen)
|
Het geheel van eieren en larven in het broednest, onderverdeeld in open broed (eitjes en larven) en gesloten broed (het popstadium). [N 63, 20a; N 63, 18; Ge 37, 64]
II-6
|
28468 |
broed aanzetten |
broeien:
bryǝn (L414p Houthalen)
|
Begin van vorming van het broednest. De koningin legt bevruchte en onbevruchte eieren in de cellen. Uit de bevruchte eieren komen de werkbij en de koningin of moer, uit de onbevruchte de dar. [N 63, 18]
II-6
|
28490 |
broed trekken |
larven trekken:
larvǝ trękǝ (L414p Houthalen),
maden trekken:
mǭjǝ trękǝ (L414p Houthalen)
|
Verwijderen van het broed door de bijen als er te weinig voedsel is. De bijen verwijderen het onverzegelde broed, eventueel bij grote armoede ook het verzegelde, omdat de materie waarin de larven liggen hen nog als voedsel kan dienen. [N 63, 20b]
II-6
|
19245 |
broeden |
broeden:
brüen (L414p Houthalen)
|
Hoe heet verder: broeden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brȳǝ (L414p Houthalen),
brȳǝn (L414p Houthalen)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34504 |
broedende kip op eieren |
klok:
klǫk (L414p Houthalen)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
20216 |
broeder |
broeder:
broeder (L414p Houthalen),
hij giet nō school bij de broeders (L414p Houthalen),
broer
bryər (L414p Houthalen),
geestelijke
brudər (L414p Houthalen)
|
Broeder: hij gaat naar school bij de broeders. [ZND 05 (1924)] || Een broeder. [ZND A2 (1940sq)] || Een lager lid van een kloosterorde die geen kerkelijke wijding bezit, broeder [bruur, broeder]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23228 |
broeder-onderwijzer |
broeder:
broeder (L414p Houthalen),
frater (lat.):
Nederlandse orde
froater (L414p Houthalen)
|
Een broeder onderwijzer, frater [fra, sjefra]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|