22873 |
doel |
goal (eng.):
gōl (L414p Houthalen)
|
Het doel. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
17925 |
doelloos friemelen |
friemelen:
friemele (L414p Houthalen)
|
Doelloos met de handen spelen (haffelen, friemelen, krawietelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
22876 |
doelman |
keeper (eng.):
kypər (L414p Houthalen)
|
Doelverdediger. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22872 |
doelpunt |
goal (eng.):
gōl (L414p Houthalen)
|
Doelpunt. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
25020 |
dof, gedempt van geluid |
dof:
dof (L414p Houthalen),
dōf (L414p Houthalen),
hol:
hōl (L414p Houthalen)
|
niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
duiver:
duiver (L414p Houthalen, ...
L414p Houthalen),
haan:
haan (L414p Houthalen),
hoan (L414p Houthalen)
|
duif, mannetje [Goossens 2a (1963)], [ZND 18 (1935)] || een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18153 |
dokteren |
dokteren:
dôktoeren (L414p Houthalen)
|
dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
24862 |
dolle kervel |
wilde kervel:
wølǝ kęrvǝl (L414p Houthalen),
witte kervel:
wulle kurvel (L414p Houthalen)
|
Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] || scheerling [ZND 06 (1924)]
I-5, III-4-3
|
18799 |
domme man |
dwaas:
nən dwa͂əes (een mensch die zwakzinnig en dom is, meer in de zin van een losbol) (L414p Houthalen)
|
dwaas". Uitspraak + betekenis [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|
17908 |
dompelen |
soppen:
soppen (L414p Houthalen),
soͅpə (L414p Houthalen)
|
in een vloeistof dompelen [dopen, doppen, dompelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|