e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

Gevonden: 4881
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doopsprei doopsprei: doepsprēē (Houthalen) de doopsprei [N 96D (1989)] III-2-2
doopvont doopvont: doepvont (Houthalen), dùpf^oͅ.nt (Houthalen) doopvont [RND] || Het bekken waarin het doopwater bewaard wordt en waarboven het kind ten doop wordt gehouden [doopvont, doopsteen, doofsjtee?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doopwater wijwater: wijwaoter (Houthalen) Het gewijde water in de doopvont, waarmee gedoopt wordt [vont-, vunt-, vintwater, doopwater, wijwater?]. [N 96A (1989)] III-3-3
door de modder rollen wentelen: weŋkǝlǝ (Houthalen) [N 76, 32] I-12
door water het lopen met schoeisel aan bijzen: bezən (Houthalen) lopen: met schoenen of klompen door het water lopen [daawele, dabbere, bettere] [N 10 (1961)] III-1-2
doorharden hel worden: hɛl wīrǝ (Houthalen) Gezegd van een verflaag die het drogingsproces van vloeibaar naar vast ondergaat. [N 67, 74d] II-9
doorloopschaar zinkscheer: zeŋksxīǝr (Houthalen) Handschaar voor het knippen van metaalplaat. Bij het gebruik van de doorloopschaar hoeft men de plaat tijdens het knippen niet meer te buigen, maar kan deze via een geleidingssleuf van de schaar een uitweg vinden. Zie ook afb. 139. [N 64, 3a; N 66, 4a] II-11
doorn, stekel doorn (mv.): deən (Houthalen) doornen [RND] III-4-3
doornenkroon doornenkroon: doorenkroen (Houthalen) De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)] III-3-3
doorschieten schieten: sxī.tǝ (Houthalen) Het vanuit de aar doorgroeien van de graanplant. [JG 1a; monogr.] I-4