e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthalen

Overzicht

Gevonden: 4881
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drinkbak voor de koeien trog: trōx (Houthalen) Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
drinkfles drinkfles: Opm. v.d. invuller (achter het begrip genoteerd!): zuiverder.  drinkfles (Houthalen) Hoe heet verder in Uw dialect: de drinkfles (verouderd)? [N 93 (1983)] III-3-2
drinkglas glas: glaəs (Houthalen), glās (Houthalen), pint: pent (Houthalen) drinkglas [RND] || glas [ZND 35 (1941)] III-2-1
drinkkuil in de wei poel: pul (Houthalen) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
droge tepel kapotte tet: kapotǝ tɛt (Houthalen) Tepel waaruit geen melk komt. Deze veroorzaakt een storing in de melkafscheiding na het werpen, waarbij een of meer uiersegmenten hard kunnen worden (WBD I.6, blz. 856). [N 76, 56a; N 76, 56b] I-12
droge verfstoffen verfpoeder: vɛrǝfpōjǝr (Houthalen), witlood: wetlūt (Houthalen) De poedervormige, kleurgevende bestanddelen van een verf. In dit lemma zijn de benamingen voor een aantal droge verfstoffen waarmee men vroeger zelf verf maakte, bijeengeplaatst. Rubriek A bevat algemene benamingen voor droge verfstoffen, terwijl onder B tot en met H de termen voor respectievelijk witte, gele, rode, blauwe, groene, bruine en zwarte verfstoffen zijn opgenomen. Droge verfstoffen werden in L 330 bewaard in 'laden' ('lājǝ'), 'trommels' ('trǫmǝls'), 'bussen' ('bø̜sǝ') en 'doosjes' ('dø̄skǝs'), in K 353 in 'vaatjes' ('v'tjǝs'), in Q 113 in 'blikken bussen' ('blekǝ bøs'), in L 328 in 'blikken bussen' ('blekǝ bø̜s'), in Q 121 in een 'blikken doos' ('blē̜xǝ duǝs'), in L 163 in 'tonnen' ('tonǝ'), in L 267 in 'tonnetjes' ('tø̜nkǝs') en 'houten kistjes' ('hǫwtǝ kesjǝs'), in Q 71 in 'houten bakjes' ('hōtǝn b'kskǝs'), in Q 203 in 'houten tonnetjes' ('hǭtǝ tønǝkǝs'), in Q 113 in 'houten tonnen' ('hōtǝ tǫnǝ'), in P 219 in een 'verfton' ('v'rǝftǫn'), en in L 414 in een 'papieren buil' ('papīrǝ bø̜jl'). [N 67, 1a; N 67, 1b; N 67, 2; N 67, 5-9; monogr.] II-9
drogen, droog worden (van gemaaid gras) sterven: štę.rvǝ (Houthalen) Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.] I-3
droog snot droog snot: druug [sn}ot (Houthalen) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: besmetting van ademhalingswegen en krop zonder afscheiding (droog snot)? [N 93 (1983)] III-3-2
droog weer droog: drūūch (Houthalen) droog [RND] III-4-4
droogdoek, theedoek schoteldoek: schooteldôk (Houthalen) Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)] III-2-1