e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthem

Overzicht

Gevonden: 1344
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sluimeren sluimeren: sjluumere (Houthem) sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)] III-1-2
sluitsteen sluitsteen: šlūtštęjn (Houthem) De steen die als laatste in het midden van de segmentboog wordt geplaatst. [N 32, 19d; monogr.] II-9
smaak smaak: sjmaak (Houthem, ... ) smaak: het spek heeft een ranzige smaak [N 10 (1961)] || smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)] III-1-1
sneeuwbui sneeuwbui: sjniejé buuj (Houthem) sneeuwbui, sneeuwvlaag [sneeuwvlei] [N 22 (1963)] III-4-4
sneeuwen sneeuwen: sjnieje (Houthem), sjnië (Houthem) sneeuwen [DC 03 (1934)] III-4-4
sneeuwx sneeuw: sjniejé (Houthem), sjniè (Houthem), snieè (Houthem) sneeuw [DC 03 (1934)] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)] III-4-4
snijtand snijtand: sjnietand (Houthem), sjnietant (Houthem) snijtand [DC 01 (1931)] III-1-1
snijwonde snee: ⁄ne sjnee (Houthem) snee in de vinger [N 07 (1961)] III-1-2
snikken snikken: sjnikke (Houthem) snikken [snoffe] [N 10 (1961)] III-1-4
snor knevel: kneevel (Houthem), knevel (Houthem), snor: sjnor (Houthem, ... ) snor (knevel) [DC 01 (1931)] III-1-1