e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spruiten spruiten: sjproete (Houthem) spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)] III-2-3
spruitkool, spruitje spruiten: sjproete (Houthem) [N Q (1966)] I-7
staan staan: sjtöon (Houthem), stōn (Houthem) staan [DC 02 (1932)] III-1-2
staand verband, blokverband staand verband: štǭnt ˲vǝrbant (Houthem) n str'k˲vǝrbant K 353; kopstrekverband: kopstrek˲vǝrbant L 360; kǫpstrek˲- L 414; kopse en gewone laag: kǫpsǝ 'n gǝwōwǝn lāx K 278; %%de volgende term betreft een verband waarbij alle stootvoegen boven elkaar staan%% eenvoegig blokverband: ēfȳgex˱ blǫk˲vǝrba [N 31, 24c; N 31, 24e; monogr.] II-9
staande tand staande tand: štǭndǝn tant (Houthem) Eindvlak van tijdelijk onderbroken metselwerk. De uiteinden van de even en oneven lagen wisselen elkaar daarbij regelmatig en loodrecht onder elkaar af. Zie ook afb. 41. [N 31, 28c; N 31, 28a; monogr.] II-9
staander den: dęn (Houthem) De lange, verticaal in of op de grond geplaatste steigerpaal van rondhout of metaal. Zie ook afb. 17. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(steiger)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 2a; monogr.] II-9
staart staart: sjtart (Houthem), start (Houthem) staart [DC 02 (1932)] III-4-2
staartmees sjirkje: onomatopee  sjirkske (Houthem), sjierk "grijs"??  sjirkske (Houthem) staartmees || staartmees (14 klein bolletje met heel lang staartje; maakt bolnest van veertjes en mos [N 09 (1961)] III-4-1
stal stal: šta.l (Houthem) Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim] I-6
stam van de knotwilg stam: sjtam (Houthem) de ± 2 m. hoge stam van de knotwilg [DC 13 (1945)] III-4-3