20357 |
tante |
tant:
tant (Q100p Houthem, ...
Q100p Houthem),
neen
tant (Q100p Houthem)
|
tante; Bestaan er verschillende woorden voor een tante van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
32980 |
tarwe |
tarwe:
tɛrǝf (Q100p Houthem)
|
Triticum L. Sinds de invoering van betere bemestingmethodes groeit de tarwe ook in de Kempen. Het woordtype koren is als nevenvorm opgegeven in: K 316, 317, 318, 360, L 286, 292, 313, 360, 416, P 45, 119, 175, 192, Q 10, 39 en 97; evenwel alléén in de omzetting van de uitdrukkingen "rogge wordt hoger dan tarwe" of "de tarwe groeit welig" en het kan derhalve niet als een gangbare benaming van de plant worden beschouwd en is zodoende ook niet in het lemma opgenomen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, e.' [JG 1a, 1b; L A1, 82; L 7, 75; L 15, 24; L 28, 33; L 34, 55b; L 35, 61; L lijst graangewassen, 7; S 37; Wi 52; Gwn 9, 2; NE 1, 2; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
29796 |
tas stenen |
stapel:
štāpǝl (Q100p Houthem)
|
Een hoop gestapelde metselstenen. [N 31, 12; N 98, 158; L 26, 10; S 12; monogr.]
II-8
|
30078 |
te lood |
loods:
loats (Q100p Houthem)
|
Gezegd van een muur of hoek wanneer deze tijdens de controle met het schietlood een loodrechte stand vertoont. [N 31, 10d; monogr.]
II-9
|
17680 |
teen |
teen:
tièn (Q100p Houthem, ...
Q100p Houthem)
|
teen (toon) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
29958 |
tegeltang |
tegeltang:
tēgǝltaŋ (Q100p Houthem)
|
Tang waarmee kleine stukjes van een tegel geknipt kunnen worden. De tegeltang lijkt op een nijptang maar heeft smallere bekken en langere benen. [N 32, 42b]
II-9
|
29927 |
tegelzetter |
tegelzetter:
tēgǝlzętǝr (Q100p Houthem)
|
Arbeider die in een bouwwerk de vloer- en muurtegels plaatst. [N 32, 41d; N 30, 3e]
II-9
|
28995 |
tegenzomen, tegennaaien |
tegenzomen:
tē̜gǝzø̜wmǝ (Q100p Houthem)
|
Tegen iets anders aan zomen. [Gi 1.IV, 31]
II-7
|
21611 |
tien-guldenstuk |
tientje:
Opm. gouwe.
tièentsje (Q100p Houthem)
|
tien-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24254 |
tjiftjaf |
ovenmannetje:
aovemenneke (Q100p Houthem),
aovemènneke (Q100p Houthem),
zagenslijpertje:
zaegesjlieperke (Q100p Houthem),
zaegeslieperke (Q100p Houthem)
|
tjiftjaf || tjiftjaf (11 overal waar een gesloten bladerdak is; zang herhaald [tjip-tjep] [N 09 (1961)]
III-4-1
|