20355 |
zwager |
zwager:
sjwaoger (Q100p Houthem),
zwoger (Q100p Houthem),
neen
sjwaoger (Q100p Houthem)
|
zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17745 |
zwak, slap |
zwak:
sjwaak (Q100p Houthem),
sjwāk (Q100p Houthem)
|
zwak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
33481 |
zwarte bes |
zwarte wiemer:
zwarte wiemer (Q100p Houthem)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
grijze kraai:
bonte kraai
griskrao (Q100p Houthem),
kraai:
krao (Q100p Houthem),
krauw:
krauw (Q100p Houthem),
kuikenkraai:
kukekrao (Q100p Houthem),
kuukekròò (Q100p Houthem),
maaskraai:
bonte kraai
maaskrao (Q100p Houthem),
roofkrauw:
raufkraoew (Q100p Houthem),
vorkkraai?:
vurkkrao (Q100p Houthem),
vurkròò (Q100p Houthem)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24288 |
zwarte roodstaart |
schouwenveger:
sjouwevaeger (Q100p Houthem),
schouwenvegertje:
sjouwevaegerke (Q100p Houthem)
|
zwarte roodstaart || zwarte roodstaart (14 rood trilstaartje, man is van voren roetzwart en heeft wittige vleugelvlek; echte gebouwenvogel; broedt daar binnenin; roep driftig [wiet, wiet, tk, tk]; zang hoog vanaf gebouw [bi-bi-kchchchch...bu-bi-bi] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24289 |
zwarte specht |
specht:
sjpech (Q100p Houthem),
zwarte specht:
zjwarte sjpech (Q100p Houthem)
|
specht, zwart ~ (46 grote, zwarte knaap; alleen in grote bossen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24290 |
zwarte stern |
zeezwarbel:
zieëzjwarbel (Q100p Houthem),
zîêzjwarbel (Q100p Houthem)
|
zwarte stern || zwarte stern (24 zomervogel bij vennen en brede poldersloten; min of meer zwart; traag vliegend vlak over het water; nest drijft op waterplanten [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24291 |
zwartkop |
fauvette:
cf. fr. fauvette
bovèt (Q100p Houthem),
fauvette
bovet (Q100p Houthem)
|
zwartkop || zwartkop (14 als tuinfluiter [046] maar man heeft zwart, pop een chocoladekleurig petje; nestje heeft binnenkant van haren; zang begint krassend maar eindigt luid jodelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24930 |
zwavelx |
zwavel:
sjwavel (Q100p Houthem),
žwāvel (Q100p Houthem)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
33995 |
zweep |
smik:
smek (Q100p Houthem)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|