e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthem

Overzicht

Gevonden: 1344
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kozijn deurgespan: dø̄rgǝšpan (Houthem), gespan: gǝšpan (Houthem), venstergespan: venstǝrgǝšpan (Houthem) Houten of metalen raamwerk, bestaande uit twee stijlen met een boven- en onderdorpel, waarin een deur of raam wordt aangebracht. In Q 113 zijn kozijnen pas kort in gebruik. Voorheen paste men een constructie toe die 'blindraam' of 'rabat' werd genoemd. Daarbij werd in de massief gemetselde muur een opening gelaten waarin later het deur- of raamkozijn werd geplaatst. Het houtwerk van zo'n blindraam werd door middel van de pleisterlaag vastgezet. De kozijnen die tegenwoordig worden gebruikt, zijn dikker dan het kozijn dat bij de blindramen gebruikelijk was. Zij steken aan de binnen- en aan de buitenkant verder naar voren en worden vastgezet met behulp van kozijnankers, die tussen de voegen van de beide spouwmuren worden gemetseld. In verband met deze verankering in het metselwerk wordt het kozijn van tevoren geplaatst (Lochtman, pag. 42). Zie ook het lemma 'Muurraam'. [N 32, 10a-c; N 55, 6a-c; monogr.; div.] II-9
kraakbeen knoers/knors: knoorsj (Houthem) kraakbeen [noerz, knorzel, knoezelbeen] [N 10a (1961)] III-1-1
kraan van de metalen gierton schupje: šø̜pkǝ (Houthem), spreider: špręi̯ǝr (Houthem) De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.] I-1
kraanvogel kroenekraan: kroenekraan (Houthem) kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)] III-4-1
krabben kretsen: kretse (Houthem), schuren: zich sjoere (Houthem) krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)] III-1-2
kramsvogel krammes: krammes (Houthem), krammesvogel: krammes(vogel) (Houthem), krammesvoogel (Houthem) kramsvogel || kramsvogel (25 groter dan koperwiek [021]; vaak in diens gezelschap; heeft grijze kop en stuit; ook alleen wintervogel; roep [tjak-tjak-tjak] [N 09 (1961)] III-4-1
krekel krekel: krekel (Houthem, ... ) krekel [DC 07 (1939)] III-4-2
kroeshaar kroeshaar: kroesjhaar (Houthem), kroezelen: kroesjele (Houthem) kroeshaar [N 10 (1961)] III-1-1
kruin kruin: kruun (Houthem) kruin van het hoofd [N 10 (1961)] III-1-1
kruisbes kroezel: oi van Frans trois  kroisjel (Houthem) [DC 13 (1945)] I-7