33640 |
landerijen |
land:
%%meervoud%%
lɛŋ (Q100p Houthem),
landerijen:
landǝriǝ (Q100p Houthem)
|
Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.]
I-8
|
29987 |
lange bouwladder |
stellingsledder:
štęleŋslø̜dǝr (Q100p Houthem)
|
Ladder waarmee de eerste of tweede verdieping van een steiger bereikt kan worden. In het eerste geval is de ladder doorgaans 4 m lang, wanneer de ladder tot de tweede verdieping reikt, 7 tot 8 m. Bouwladders onderscheiden zich van andere ladders doordat zij meestal van rond steigerhout vervaardigd zijn. De sporten van een bouwladder zijn in het rondhout ingekeept en met draadnagels vastgezet. [N 32, 9a; monogr.]
II-9
|
24418 |
langpootmug |
mug:
mük (Q100p Houthem)
|
langpootmug [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
30234 |
latei |
latei:
latęj (Q100p Houthem)
|
Houten, stenen of ijzeren balk die een venster, ingang of andere opening overspant en tevens het bovenliggende muurwerk draagt. De lateibalk wordt vaak in het muurwerk verwerkt zodat hij niet in het zicht komt. d.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balk' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 55, 74; N 32, 15a; N 32, 15b; monogr.]
II-9
|
24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
lèeg (Q100p Houthem),
lèg (Q100p Houthem)
|
leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
17643 |
lende |
lende:
linge (Q100p Houthem)
|
lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17558 |
lenig |
lenig:
lenig (Q100p Houthem),
slap:
sjlap (Q100p Houthem)
|
lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21341 |
leurder |
marskramer:
marsjkrièmer (Q100p Houthem)
|
koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21431 |
leuren |
spinselen kramen:
Van Dale: spinsel, wat gesponnen wordt of is.
sjpensele krième (Q100p Houthem)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17568 |
levend vlees onder de huid |
leven, het -:
t lèève (Q100p Houthem)
|
levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|