17697 |
lever |
lever:
laever (Q100p Houthem)
|
lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17540 |
lichaam |
lijf:
t lief (Q100p Houthem)
|
lichaam [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17971 |
lichaamskracht |
macht:
mach (Q100p Houthem, ...
Q100p Houthem)
|
lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)]
III-1-2, III-1-4
|
25239 |
lichte nevel |
damp:
damp (Q100p Houthem)
|
lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17656 |
lidmaat, ledematen |
lid, leden:
leed (Q100p Houthem),
leeje (Q100p Houthem)
|
ledematen, lidmaat [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17647 |
lies |
lies:
lieze (Q100p Houthem)
|
lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
smoutwormpje:
šmautwörmpke (Q100p Houthem)
|
lieveheersbeestje [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
30144 |
liggende rollaag |
rollaag:
rǫllǭx (Q100p Houthem)
|
Muurafdekking in de vorm van een laag op hun kant liggende metselstenen. Woordtypen als 'halfsteens rollaag' (L 289, Q 111), 'halfsteense rollaag' (L 290, L 291, L 382, Q 99*, Q 121) en 'steensrollaag' (Q 39) verwijzen naar de hoogte van de rollaag. [N 31, 23d; monogr.]
II-9
|
30160 |
lintvoeg |
strekvoeg:
štręk˲[voeg] (Q100p Houthem)
|
Horizontale voeg. Zie ook afb. 41. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29b; monogr.]
II-9
|
17617 |
lip |
lip:
lup (Q100p Houthem, ...
Q100p Houthem)
|
lip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|