e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Houthem

Overzicht

Gevonden: 1344
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nek nek: nek (Houthem, ... ) nek [DC 01 (1931)] III-1-1
nerf van de weide gras: [gras] (Houthem), groes: grǫu̯s (Houthem) Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.] I-3
neus neus: naas (Houthem, ... ) neus [DC 01 (1931)], [N 10 (1961)] III-1-1
neusgaten neuslokken: naasloaker (Houthem) neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1
neusvleugel neusvleugel: naasvleugel (Houthem), vleugel: vleugel (Houthem) neusvleugel [DC 01 (1931)] III-1-1
nicht nice-je: nisje (Houthem, ... ), nicht: nich (Houthem) nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)] III-2-2
nier nier: neer (Houthem) nier [N 10 (1961)] III-1-1
nieuwsgierig kijken nieuwsgierig kijken: nuusjīērig kieke (Houthem) kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)] III-1-1
niezen niesten: neeste (Houthem) niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] III-1-2
noemen noemen: neume (Houthem) noemen, een naam geven [DC 03 (1934)] III-2-2