20662 |
peulvruchten afhalen |
ranken:
renge (Q100p Houthem)
|
erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)]
III-2-3
|
20815 |
peulvruchten doppen |
erwten leuten:
erte luite (Q100p Houthem),
peulen:
po:le (Q100p Houthem)
|
erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)]
III-2-3
|
24224 |
piepen |
piepen:
pipǝ (Q100p Houthem)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een jonge kip. [N 19, 48; monogr.]
I-12
|
17991 |
pijn |
pijn:
pien (Q100p Houthem, ...
Q100p Houthem)
|
mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)]
III-1-2
|
24225 |
pimpelmees |
bijenbeestje:
beejenbîêsje (Q100p Houthem),
blauwe bijmees:
blaw biemeis (Q100p Houthem),
pimpelmees:
pumpelmees (Q100p Houthem)
|
Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)] || pimpelmees || pimpelmees (11,5 blauwe kop, gele onderkant; nogal bekend, komt voor als koolmees [052] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24881 |
pinksterbloem |
mariabloem:
mariablōm (Q100p Houthem),
ook wel
mariabloom (Q100p Houthem),
pinksterbloem:
peŋkstǝrblōm (Q100p Houthem),
-
pinksterbloom (Q100p Houthem)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)]
I-5, III-4-3
|
20060 |
pioen |
stokroos:
-
sjtokroeas (Q100p Houthem),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
sjtokroes (Q100p Houthem)
|
[DC 17 (1949)]Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 17 (1949)]
I-7, III-2-1
|
24364 |
pissebed |
wild varkentje:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
wil verkskes (Q100p Houthem),
zeevarken:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
zieèverke (Q100p Houthem)
|
pissebed, keldermot [GV K (1935)]
III-4-2
|
33032 |
platliggen van graan |
legerbach:
legerbach (Q100p Houthem)
|
Wanneer de halmen door wind en regen platgeslagen zijn en tegen de grond liggen, is dat lastig werken voor de zichter. Hier staan steeds de persoonsvormen van het werkwoord genoemd, waarbij als onderwerp moet gedacht worden: "het koren"; achter in het lemma staan enkele zelfstandige naamwoorden: "platgelegerd graan". Heel in de uitdrukking ''(het koren) ligt heel'' staat voor ''helemaal''. [N 15, 13; monogr.]
I-4
|
29831 |
platte kant |
klamp:
klamp (Q100p Houthem)
|
De lange brede zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17a; N 98, 172; monogr.]
II-8
|