33478 |
rode aalbes |
wiemer:
wiemer (Q100p Houthem)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
slakroot:
šlākrōt (Q100p Houthem)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
20655 |
rode kool |
rode kabots:
raoje kaboetsje (Q100p Houthem),
rood moes:
roat moos (Q100p Houthem)
|
Rode kool (als plant of gewas) [N Q (1966)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
24235 |
roek |
dooltje:
dölke (Q100p Houthem),
krauw:
kraoew (Q100p Houthem),
zaadkraai:
zaodkrao (Q100p Houthem)
|
Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)] || roek (46 bekende vogel; zwart met paarsige glans; kale rand boven aan de snavel; broedt in kolonies; leeft in troepen; roep [kao-kao-kao], [waaak] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
piele, piele, piele:
pilǝ, pilǝ, pilǝ (Q100p Houthem)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|
34552 |
roep- en lokwoord voor de gans |
piele, piele, piele:
pīlǝ, pīlǝ, pīlǝ (Q100p Houthem),
piele, wiel, wiele:
pilǝ, wilǝ, wilǝ (Q100p Houthem)
|
Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6]
I-12
|
34557 |
roep- en lokwoord voor de kalkoen |
piele, wiele, wiele:
pilǝ, wilǝ, wilǝ (Q100p Houthem)
|
Men kan de kalkoen roepen door het geluid van hen na te bootsen. Omdat ze vaak grootgebracht worden samen met de kippen, worden ze ook wel (L 191 (Afferden), 245b (Tienray), Q 2 (Hasselt), 192 (Margraten), 195 Sint-Geertruid)) gelokt met roepwoorden voor kippen. Een andere mogelijkheid tot lokken is dat men fluit of een bepaald keelgeluid (L 360 (Bree)) maakt. [L 47, 9C; A 6, 4]
I-12
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
pik, pik, pik:
pek, pek, pek (Q100p Houthem),
tiet, tiet, tiet:
tīt, tīt, tīt (Q100p Houthem)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
kloek, kloek:
kluk, kluk (Q100p Houthem),
tiet, tiet:
tit, tit (Q100p Houthem),
tjiep, tjiep, tjiep:
tjip, tjip, tjip (Q100p Houthem)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
21652 |
roeper |
deurwaarder:
Opm. voor losse goederen.
deurwaarder (Q100p Houthem),
notaris:
Opm. voor vaste goederen.
notaris (Q100p Houthem)
|
afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|