21006 |
prei |
spoor:
spaor (Q109p Hulsberg)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
22687 |
prent(je) |
beeld(je):
bēlt (Q109p Hulsberg)
|
Een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
21206 |
prentbriefkaart |
aanzichtkaart:
ansigkaart (Q109p Hulsberg),
kaart:
kaart (Q109p Hulsberg)
|
een briefkaart waarop aan een zijde een afbeelding is afgedrukt [prentbriefkaart, zichtkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19333 |
pret, schik |
spa (du.):
sjpas (Q109p Hulsberg)
|
een gevoel van vrolijkheid en blijdschap waaraan men duidelijk uiting geeft [plezier, pret, lol, schik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20462 |
preuts |
preuts:
preuts (Q109p Hulsberg)
|
preuts; overzedig, gemaakt eerbaar [preuts, prude] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
18927 |
proberen |
proberen:
probeerə (Q109p Hulsberg)
|
een proef nemen met of van [proberen, verzoeken, bezien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21722 |
proces |
proces (<lat.):
proses (Q109p Hulsberg)
|
de zitting van een rechterlijk college waarin een overtreding of misdrijf onderzocht wordt, en waarin een uitspraak gedaan wordt [kwerel, audiëntie, proces, ordenantie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21515 |
proces-verbaal |
proces-verbaal:
prosesvərbaal (Q109p Hulsberg)
|
het geschreven woordelijke verslag van de toedracht van een overtreding [proces-verbaal, daas, nummer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17742 |
proeven |
proeven:
prēūvə (Q109p Hulsberg)
|
proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
profiteerə (Q109p Hulsberg)
|
een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|