25083 |
reeks, rij |
rij:
riej (Q109p Hulsberg)
|
een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24308 |
regenworm |
piering:
peerink (Q109p Hulsberg)
|
regenworm [DC 40 (1965)]
III-4-2
|
21195 |
reis |
reis:
reis (Q109p Hulsberg)
|
het gaan van een plaats naar een andere, meestal met een of ander vervoermiddel (reis) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21201 |
reiskoffer |
koffer:
koffər (Q109p Hulsberg)
|
Het voorwerp van leer, stof, riet om goederen mee op reis te nemen [koffer, valies] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21196 |
reizen |
reizen:
reizə (Q109p Hulsberg)
|
een reis ondernemen [reizen, pelgrimmen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21740 |
rekruut |
bol:
bol (Q109p Hulsberg)
|
een soldaat die net in dienst is [rekruut, groentje, schacht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21892 |
rentenieren |
rentenieren:
rentəneerə (Q109p Hulsberg)
|
leven van de inkomsten van je goederen of kapitaal [heren, rentenieren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25095 |
repareren |
opknappen:
opknappə (Q109p Hulsberg)
|
repareren, opknappen [oplappen, flikken, lameseren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20559 |
rest in het glas |
klatsje:
kletsjkə (Q109p Hulsberg)
|
restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18085 |
reumatiek |
reumatiek:
rummətiek (Q109p Hulsberg)
|
Reumatiek: aandoening van spieren en gewrichten met veel pijn (flerecijn, rumatis, vliegende vaan, rimmetiek, krimmetiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|