e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hulsberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stronk van de knotwilg vot: vot (Hulsberg) het korte onderstuk van de knotwilg, dat blijft staan als de wilg vlak boven de grond wordt afgekapt [DC 13 (1945)] III-4-3
stronk, stengel van koolplanten stronk: WLD  sjtronk (Hulsberg) Het onderste en binnenste harde gedeelte van een koolplant waaruit de bladeren spruiten (stronk, stam). [N 82 (1981)] I-7
strontje wegescheet: wéégəsjeet (Hulsberg) Zweertje op het ooglid (paddescheet, paddeschijter, kween, griet, wegescheet, padoog, schietvlek). [N 84 (1981)] III-1-2
strooien strooien: strø̜i̯ǝ (Hulsberg) Hooi of stro onder het vee spreiden. [S 36; L 7, 61b; R(s] I-11
stroopsoldaatje sirooplolly: sjrŏĕ-aplollie (Hulsberg) stroopsoldaatje; Hoe noemt U: In een papieren horentje gebakken stroop of rode suiker (affaire, stroopsoldaatje) [N 80 (1980)] III-2-3
stropop plaatsen bij 50e verjaardag abraham: 50 jaar worden  abraham (Hulsberg) Het plaatsen van een stropop bij andere gelegenheden of op een andere tijd [naam, tijdstip + uitleg]. [N 88 (1982)] III-3-2
struikelen stolpern (du.): sjtolpərə (Hulsberg) Struikelen: vallen of bijna vallen door met de voet tegen iets aan te stoten of door een misstap (struikelen, strommelen, stronkelen). [N 84 (1981)] III-1-2
struma struma: struma (Hulsberg) Struma: gezwel aan de hals, als gevolg van vergroting van de schildklier (krop, struma, kropziekte). [N 84 (1981)] III-1-2
stuiken huiven: hy(3)̄və (Hulsberg) Knikkers in een kuiltje gooien [stoeken, stuiten]. [N 88 (1982)] III-3-2
stuipen stuipen: də sjtūūpə höbbə (Hulsberg), sjtūūpə (Hulsberg) stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)] || stuipen: Plotselinge spiersamentrekkingen, vaak samen met bewustloosheid; stuipen (stuipen, gaven, convulsies). [N 84 (1981)] III-1-2