18225 |
binnenstebuiten |
van links:
van links (Q109p Hulsberg)
|
binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
22689 |
bioscoop |
cinema:
sinəma (Q109p Hulsberg)
|
Het theater waarin men films vertoont [cimma, cinema]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
18113 |
blaar |
blaar:
blaor (Q109p Hulsberg)
|
Blaar: blaasachtige opzetting van de huid (blaar, blein). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21835 |
bladzijde |
bladzijde:
blatzei.j (Q109p Hulsberg)
|
ieder van de beide zijden van een blad in een boek, tijdschrift etc. [teun, pagina, bladzijde] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18137 |
blauw oog |
blauw oog:
blauw oog (Q109p Hulsberg)
|
Als iemand een klap op zijn oog heeft gehad, is zijn oog verkleurd. Hoe noemt u zon oog? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|
24473 |
blauwe bosbes |
aarbel:
-
aorbele (Q109p Hulsberg, ...
Q109p Hulsberg)
|
blauwe bosbes [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
33808 |
blauwe en bruine schimmel |
(een) bruingrijze:
(een) bruingrijze (Q109p Hulsberg)
|
De blauwe schimmel is overwegend blauw of grijsblauw, met zwarte manen. Bij de bruine schimmels zijn allerlei schakeringen mogelijk: lichtbruin, donkerbruin, goudbruin, kastanjebruin, roodbruin, zwartbruin of geappeld bruin. Sommige gelijken in kleur sterk op de vossen, maar onderscheiden zich van deze door hun zwarte manen, staart en poten. In principe worden alle paarden die bruine of rode dekharen, zwarte manen en staart hebben, beschreven als bruin. [N 8, 63b]
I-9
|
24978 |
blijven hangen, blijven plakken |
blijven plakken:
bliēvə plekkə (Q109p Hulsberg)
|
ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
bliēvə (Q109p Hulsberg),
wachten:
wagtə (Q109p Hulsberg)
|
ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
bliksem:
bliksəm (Q109p Hulsberg)
|
bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)]
III-4-4
|