24919 |
veld, open land |
veld:
velt (Q109p Hulsberg)
|
veld, open land buiten de steden en dorpen, voor akkerbouw [pals] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21742 |
veldfles |
veldfles:
veltflesj (Q109p Hulsberg)
|
een fles die men op mars meeneemt om er onderweg uit te kunnen drinken [veldfles, bobbelke] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33505 |
veldsla |
veldsalade:
WLD
veldsjlaat (Q109p Hulsberg)
|
Veldsla; de onderste bladeren zijn spatel- of lepelvormig, de hogere langwerpig en spits, bloempjes zijn klein en bleekblauw (veldkrop, veldsla, muizenoortje, korensla, witmoes). [N 82 (1981)]
I-7
|
25074 |
veranderen |
veranderen:
vərandərə (Q109p Hulsberg)
|
anders maken [anderen, veranderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18159 |
verbinden van een wonde |
verbinden:
verbingə (Q109p Hulsberg)
|
verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18940 |
verbruien |
fehlen (du.):
féélə (Q109p Hulsberg),
verknoeien:
verknoe.a.jə (Q109p Hulsberg)
|
door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24634 |
verdord |
verdord:
WLD
vərdort (Q109p Hulsberg)
|
Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17936 |
verdwenen |
weg:
weg (Q109p Hulsberg)
|
Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig (weg, verdwenen, rits, foetsie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21453 |
vergaderen |
vergaderen:
vergaadərə (Q109p Hulsberg)
|
ter vergadering bijeengekomen zijn, vergaderen [garen, gaderen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19251 |
vergeetachtig |
vergeetachtig:
vərgéétegtig (Q109p Hulsberg)
|
zwak van geheugen, niet goed kunnende onthouden [vergetelijk, vergeetachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|