21281 |
verkwisten |
verbrassen:
verbrassə (Q109p Hulsberg)
|
op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18850 |
verlegen (zijn) |
verlegen:
verléégə (Q109p Hulsberg)
|
niet flink of zelfbewust zijn, zich niet goed durven uiten in het bijzijn van anderen [teutelen, verlegen zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20576 |
verschaald |
verschaald:
vərsjáált (Q109p Hulsberg)
|
verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25090 |
verschieten |
verschieten:
vərsjeetə (Q109p Hulsberg)
|
anders worden van kleur door het (zon)licht, gezegd van bijv. kledingstukken [verschieten, afgaan] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22434 |
versieren (met bloemen) |
sieren:
seere (Q109p Hulsberg)
|
Met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18242 |
versiersel |
sieraad:
seeraot (Q109p Hulsberg)
|
voorwerpen die tot versiering dienen [sier, smeer, smuk, opsmuk, opschik, tooi] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18226 |
versleten |
versleten:
vərsjleetə (Q109p Hulsberg)
|
door lang gebruik stuk gegaan, niet bruikbaar meer, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18797 |
verstand |
verstand:
versjtant (Q109p Hulsberg)
|
het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19179 |
verstandig |
verstandig:
vərsjtendig (Q109p Hulsberg)
|
een goed verstand hebben; zijn verstand goed gebruikend [bezouwig, redelijk, radelijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22349 |
verstoppertje spelen |
koekverbergen:
kukvərbeͅrəgə (Q109p Hulsberg)
|
Het spel waarbij alle personen zich verstoppen, behalve één die alle anderen moet zoeken; bij het doel (bijv. een boom) kunnen de verstopten zich afmelden (op dit spel bestaan vele varianten, misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld [N 88 (1982)]
III-3-2
|