19304 |
vertrouwen |
vertrouwen:
vertroe.wə (Q109p Hulsberg, ...
Q109p Hulsberg)
|
iemand of iets betrouwbaar achten [vertrouwen, trouwen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
18820 |
verveling |
verveling:
vərvééling (Q109p Hulsberg)
|
de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21167 |
vervoerbewijs |
kaartje:
kéértjə (Q109p Hulsberg)
|
het plaatsbewijs voor de bus, trein, tram [kaartje, coupon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24497 |
verwelken |
verslakken:
WLD
vərsjlakkə (Q109p Hulsberg)
|
Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24555 |
verwelkt |
verslakt:
WLD
vərsjlakt (Q109p Hulsberg)
|
Verwelkt, gezegd van bloemen (pens). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20304 |
verwend kindje |
verwende aap:
verwində aap (Q109p Hulsberg)
|
een bedorven, door en door verwend kind [babaard, babbe, kinnebaba] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18931 |
verzuimen |
verzuimen:
vərzōēmə (Q109p Hulsberg)
|
nalaten te doen wat men opgedragen gekregen heeft of wat men beloofd heeft [verzuimen, schrikken, fouten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18277 |
vest |
vesting:
vesting (Q109p Hulsberg)
|
de aarden wal rondom een stad of gracht [vesting, vest] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (Q109p Hulsberg)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
20894 |
vijg |
vijg:
WLD
vīēg (Q109p Hulsberg)
|
De eetbare, zoete, vlezige vrucht van de vijgeboom (vijg, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)]
III-2-3
|