e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hulsberg

Overzicht

Gevonden: 1552

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achteruitgaan wijken: wīēkə (Hulsberg) Achteruitgaan (wijken, deinzen). [N 84 (1981)] III-1-2
achteruittrappen slaan: šlǭn (Hulsberg) Met één of beide achterpoten achterwaarts trappen. [JG 1a; N 8, 70a en 72] I-9
achterwiel van een fiets achterrad: agtərraat (Hulsberg) het achterwiel van een fiets [riks] [N 90 (1982)] III-3-1
afdingen afpingelen: aafpingələ (Hulsberg) proberen minder te moeten betalen dan de gevraagde prijs [afdingen, afpingelen, afpekelen, penkeren, prengelen, pingelen] [N 89 (1982)] III-3-1
afkalven afkalven: aafkawvə (Hulsberg) afkalven, stuksgewijs afschuiven en instorten gezegd van oevers, slootkanten enz [inkalven, inkavelen, inkelderen] [N 81 (1980)] III-4-4
afkomst komaf: kómaaf (Hulsberg) afkomst, afstamming; bloedverwantschap in neerdalende lijn [komaf, tuk, afkomst] [N 87 (1981)] III-2-2
afleggen van een dode afleggen: aaflégə (Hulsberg) een lijk reinigen en met het doodsgewaad bekleden, meestal tevens van het bed afnemen [afleggen, lijken, ontwaden] [N 87 (1981)] III-2-2
afpassen met de voet, aftreden afpassen: aafpassə (Hulsberg) de lengte bepalen door stappen [aftreden] [N 91 (1982)] III-4-4
afrit afrit: aafrit (Hulsberg) een hellende weg waarlangs men een brug, een dijk enz. kan verlaten (afrit, afging, afrij) [N 90 (1982)] III-3-1
afscheuren, afritsen afscheuren: aafsjörə (Hulsberg) afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)] III-4-4