20300 |
erfgenaam |
erfgenaam:
erfgənaam (Q109p Hulsberg)
|
degene die een erfenis of een gedeelte daarvan krijgt [erfgenaam, erf] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21854 |
etalage |
etalage (<fr.):
eetalaazj (Q109p Hulsberg)
|
de grote winkelruit waarachter men zijn waren uitgestald heeft [vitrine, etalage] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22485 |
fakkeloptocht |
fakkeloptocht:
fakkeloptog (Q109p Hulsberg)
|
Een optocht s avonds of s nachts waarbij fakkels meegedragen worden. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22664 |
fanfare |
fanfare:
fanfaar (Q109p Hulsberg)
|
Een muziekkorps dat bestaat uit koperen blaasinstrumenten en slagwerk [fanfare, fanfaar, muziek]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22431 |
feest |
feest:
fiees (Q109p Hulsberg)
|
De bijeenkomst en samenzijn ter viering van een heuglijk feit of een gedenkdag [feest, kermis, begankenis]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22432 |
feesten |
vieren:
viere (Q109p Hulsberg)
|
Een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21138 |
fietsen |
fietsen:
fietsə (Q109p Hulsberg)
|
op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33837 |
fijngebouwd |
fijn:
fin (Q109p Hulsberg)
|
Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c]
I-9
|
18121 |
fijt |
fijt:
fīēt (Q109p Hulsberg)
|
nagelontsteking: De ontsteking van a) heeft ook het beenvlees van een vingerkootje aangetast; fijt (zwart, daal, vijt, fijt, fijk, fiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20511 |
filet, haas |
filet:
fīēlie (Q109p Hulsberg)
|
lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)]
III-2-3
|