e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hulsberg

Overzicht

Gevonden: 1552
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knijpen knijpen: knīēpə (Hulsberg) Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] III-1-2
knikker huif: hy(3)̄f (Hulsberg), Zie Crompvoets, H. (1991), [De regionale toptiens van dialectwoorden en -begrippen.]: Limburg. In: H. Crompvoets en A. Dams (red.), Kroesels op de bozzem. Het Dialectenboek. Waalre: Stichting Nederlandse Dialecten, blz. 122-136 [blz. 125].  huuf (Hulsberg) Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || knikker [SND (1991)] III-3-2
knikkerkuiltje putje: pøͅtjə (Hulsberg) Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkers laten rollen: knikkeren huiven: hy(3)̄və (Hulsberg) Knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen]. [N 88 (1982)] III-3-2
knipogen oogje knippen: uigsjkə knippə (Hulsberg) Knipogen: een oog even sluiten en weer openen, als teken van verstandhouding (knipogen, pinken). [N 84 (1981)] III-1-1
knoeier sloddervos: sjloddərvos (Hulsberg) iemand die zijn werk steeds verwaarloost [hordserd] [N 85 (1981)] III-1-4
knoest aas: WLD  ōās (Hulsberg), kwast: WLD  kwas (Hulsberg) Een harde, ruwe uitwas aan een boom (knoes, kwar, aast, knoop, inwas, knoest). [N 82 (1981)] III-4-3
knoflook look: laok (Hulsberg) [DC 13 (1945)] I-7
knop waaruit twijg groeit knoop: WLD  knoep (Hulsberg) De knop waaruit scheuten of loten te voorschijn komen (loot, oog, knop). [N 82 (1981)] III-4-3
knorrepot grijnijzer: grienīēzər (Hulsberg) iemand die voortdurend ontstemd is en dat laat blijken [grijspot, gruis, grijsmanne-tje, knorrepot] [N 85 (1981)] III-1-4